De Volksvriend/Jaargang 21/Nummer 19/Heksen

Heksen
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 10 mei 1879
Titel Feuilleton. Heksen. IV
Tijdschrift De Volksvriend
Jg, nr, pg 21, 19, [1]
Brontaal Nederlands
Bron roermond.x-cago.com
Auteursrecht Publiek domein

FEUILLETON.

HEKSEN.

IV.

      Om van de verschillende heksenproeven, waterproef, naaldproef om het duivelsteeken aan het ligchaam te vinden, niet te spreken, oneindig erger was de pijnbank en de scherper examinatie.
      Het oude Geldersch Landregt, dat in 1619 door de Aartshertogen Albertus en Isabella Clara Eugenia is verleend, bevat een heelen titel van 23 artikelen over het pijnigen en de scherper examinatiën, onder anderen ook »wanneer daer eenige besondere Indiciën oft Lycteyckenen zijn tegens jemanden in ’t particulier, oft dat het Misdaet seer swaer ende groff is, als van eenigh voornemen oft daet tegens de Majesteyt ofte Persoon, ende Hoogheydt van den Prince van den Lande, Moort, valsche munte, Tooverije ende dergelycken, alsdan solde men in ’t pijnigen den Gevangen oock in ’t particulier ende besonder mogen vragen op die geene daer men groot vermoeyen ende achterdencken solde hebben, dat sy metdadigh solden hebben geweest, oft daer toe raedt ende last gegeven hebben.”
      De haren rijzen iemand te berge bij het lezen van de uitgezochte wreedheden bij de pijnbank gebruikelijk. De eerste graad der pijniging waren de duimschroeven, de tweede graad de spaansche laarzen; dan volgde het rekken, met toepassing van de karwats, brandende zwavel en brandewijn. Volgens de wet mogt de pijniging niet herhaald worden, »zonder nieuwe Indicien oft Lyckteyckenen”, maar de »Heksenhamer” had daarvoor een probaat middel gevonden, door in plaats van »herhaling” – »voortzetting” aan te bevelen.
      Men verwondere zich niet dat de beschuldigden onder zulke omstandigheden soms alles, het mogelijke zoowel als het onmogelijke erkenden, soms zelfs personen door middelen van tooverije gedood te hebben, die gezond en wel in leven waren. Toch werden zij verbrand!
      Wanneer de beschuldigden gedurende de pijniging in onmagt vielen of de klem kregen, dan had dit de duivel gedaan, die hen gevoelloos maakte; bezweken zij onder de tortuur, dan had de duivel hen den bals omgedraaid. Is ’t te verwonderen dat de gepijnigden soms in de woede der smarten uit wraakzucht tegen hunne medemenschen personen noemden als medepligtigen, wier namen hen maar invielen? Van daar dat een heksenproces dikwijls er een tal andere na zich sleepte. De boetvaardigen werden voor het verbranden, onthoofd of gewurgd; de verstokten evenwel levendig verbrand. Deze omstandigheid verklaart waarom zoo weinig heksen voor haar dood de haar door de foltering afgeperste bekentenis herriepen. Velen die in haar laatste biecht hare onschuld voor den priester staande hielden, smeekten hem daar toch niets van te zeggen, want zij verkozen den dood eerder dan een nieuwe pijniging te ondergaan.
      Waren tegen het einde der 15e eeuw reeds in Duitschland eenige toovenaars en toovenaarsters verbrand, na 1484, gedurende de 16 en 3/4 der 17e eeuw werd de vervolging met brutale wreedheid voortgezet. In het graafschap Werdenfels in Beijeren bragt een en hetzelfde proces 48 heksen op den brandstapel. In de kleine rijksstad Nordlingen werden van 1590 tot 1594 32 toovenaars en heksen afgestraft, opdat, zooals de Burgemeester Pheringer zeide: »die Unholden mit Stumph und Stiel ausgerottet würden.” In Brunswijk werden tusschen 1590 en 1600 zooveel heksen verbrand dat de heksenpalen voor de poort »dicht wie ein Wald” stonden In het kleine graafschap werden in 1612 22 en van 1397-1676 in ’t geheel 197 ter dood gebragt. In het stadje Offenburg in 4 jaren (1627–30) 60; in Rottweil in de 16e eeuw in 30 jaren 42 en in de 17e in 48 jaren 71; in het kleine stadje Wiesensteig in één proces 25, in Ingelfingen 13; te Lindheim, dat 540 inwoners telde van 1661–64 30. De heksenregter van Fulda, Baldhasar Vosz, beroemde er zich op dat hij alleen 700 personen van beiderlei geslacht had laten verbranden en dat hij de 1000 nog wel halen zou. In het graafschap Neisse zijn van 1640–1654 misschien 1000 heksen verbrand, want van 242 branden zijn bewijsstukken voorhanden, en er waren kinderen bij van l tot 6 jaar. Evenzoo ging het in het Bisdom Olmütz, Osnabrück, in Holstein, in het bisdom Bamberg, Würzburg, waar in 3 jaar (1627–29) over de 200 personen wegens tooverij ter dood werden gebragt. Volgens de processtukken waren daaronder begrepen: de vrouw van den kanselier, de dochter van den kanselier van Aichstädt, de voogd, een vreemd meisje van 12 jaar, een raadsheer, de dikste burger van Würzburg, een klein meisje van 9 jaar, een nog kleinere zuster met de moeder, de vrouw van den Burgemeester, twee schildknapen, Götel Babele, het mooiste meisje uit Würzburg, een student, die verscheidene talen verstond en een voortreffelijk muzikant was, de directeur van het hospitaal, een zeer geleerd man, twee zoontjes van een raadsheer, drie koorheeren, 14 domvikarissen, een blind meisje, de dikke edelvrouwe, een geestelijke doctor enz. enz De laatste executie in ’t groot hield de aartsbisschop van Salzburg in 1678; 97 personen vielen als offer van die epidemische dweepzucht.

(Wordt vervolgd).