De Wiekslag/Jaargang 1/Nummer 10/Ingezonden
Ingezonden | |
Auteur(s) | Theo van Doesburg |
Datum | Maart 1918 |
Titel | Ingezonden |
Tijdschrift | De Wiekslag. Maandblad van de Vereeniging „De Onafhankelijken” |
Jg, nr, pg | 1, 10, 112 |
Opmerkingen | Reactie op het naschrift van de hoofdredactie van De Wiekslag bij C. de Dood (januari 1918) ‘Hij zeit wat’, De Wiekslag, jrg. 1, nr. 8, p. 103-105. |
Brontaal | Nederlands |
Auteursrecht | Publiek domein |
INGEZONDEN.
Geachte Redactie.
Het kan zijn nut hebben op te merken, dat de H.R. van uw orgaan blijk geeft aan ’n onderschriftenmanie te lijden. Bij elk stuk in „De Wiekslag” doet de H.R. de deur dicht. Dit zou op zich zelf niet zoo erg zijn en alleen blijk geven van den despotischen aard des heeren H.R. (onder het artikel „Hij zeit wat” bleek dit te beteekenen: Hoofd-redacteur), die altijd het laatste woord wil hebben (dat komt meer voor als men niet hét woord heeft) wanneer de H.R. (HR = AB en 2 × 2=5) niet de vrijheid nam zijn voet in den rug van zijn gast te zetten en dezen op gevoelige wijze het Tehuis der... Onafhankelijken uit te trappen.
De heer C. de Dood, — die de voet des H.R.’s nog wel in zijn rug zal voelen, — mag nog wel van geluk spreken, dat hij er zonder „een pak voor zijn broek” afgekomen is.
Wellicht stel ik den heer Alex Booleman in de gelegenheid mij dat pak, — indien nog voorhanden, — toe te dienen, wanneer ik onomwonden zeg, dat het in een orgaan, dat bedoelt11) een vrije tribune te zijn voor allen die zich bezwaard voelen (zie inleidend woord des heeren A.B. in No. l) niet past zijn onderschriftlusten bot te vieren ten koste van zijn gasten-mede-onafhankelijken. Wanneer de H.R. van „De Wiekslag” zoo gaarne liefhebbert in haar-kloverij is er wellicht elders een meer geschikte gelegenheid te vinden zich te bevredigen. In een orgaan als „DE Wiekslag” komt dit niet te pas en ’t minst niet onder een stuk als dat van C. de Dood, die met zijn artikel „Hij zeit wat” op zijn manier, — en dat zal de Onafhankelijke-redactie hem toch niet willen verbieden! — uitdrukking gegeven heeft aan het gevoelen van allen, — en dat zijn er zéér velen, — die zich geërgerd (maar ook en vooral: geamuseerd) hebben aan het sentimenteel gefraseer van den heer van Collem: „Het ontstaan van Kunst”, in de Nieuwe Groene. Dit stuk toch is inderdaad een schaamteloos gezwam-in-de ruimte, waaraan elken zakelijken ondergrond, elke fundamenteele vastheid ontbreekt.
De H.R. van „De Wiekslag” kan het stuk van den heer C. de Dood „plomp” en kwazie-geestig” noemen, het bewijs is reeds geleverd dat slechts deze en dergelijke stukken, — in ’t bizonder de artikelen van ERICH WICHMAN, — het bestaansrecht van „De Wiekslag” rechtvaardigen.
Zoolang echter de onderschriftenmanie van den Hoofd-redacteur voortduurt zal de hooggeprezen onafhankelijkheid er eene zijn met voetangels en klemmen!
Hier past een onderschrift.
Met dank voor de plaatsing
Hoogachtend THEO VAN DOESBURG. |
Leiden, 30-1-’18.
1) bedoelt, verleden tijd: bedoelde.