De Zuid-Limburger/Jaargang 4/Nummer 29/De opgravingen te Osch

‘De opgravingen te Osch’ door S.O.
Afkomstig uit De Zuid-Limburger, donderdag 3 februari 1898, [p. 3]. Publiek domein.
[ 3 ]

De opgravingen te Osch.

Na onze eerste aankondiging van de opgravingen aan het St. Willibrordusputje hebben we gezwegen, om af te wachten wat de zaak verder geven zou.
Vrijdagmiddag echter liet de heer Goussen ons roepen, om ons zelf te overtuigen van eenige nieuwe vondsten.
In de eerste plaats zagen we, dat de houten rand in den gevonden put niet bestond uit balken, zooals men meende, doch uit een uitgeholden boomstam, die als een koker rechtop in den put staat, terwijl daar rondom heen de van tufsteen gemetselde put de diepte in gaat.
Dit is zeker een zonderlinge vondst en al wil men geen waarde toeschrijven aan die opgravingen, toch wijst deze vondst heen op iets buitengewoons.
Door het aanwellen van het water heeft men den bodem van den put wel kunnen betasten maar slechts enkele oogenblikken; maar die oogenblikken waren voldoende, om er twee merkwaardige dingen uit op te diepen.
Het eerste is een been van mensch of dier, waaruit een kunstenaar een Christusbeeld heeft gesneden, zooals het aan ’t kruis hangt. Aan het beeldje 12 cM. ongeveer lang, ontbreekt het linkerbeen en den rechterarm, terwijl duidelijk te zien is, dat beide lichaamsdeelen reeds lang van het beeldje af zijn.
Het snijwerk komt ons voor zeer kunstig te zijn en daarom niet uit den tijd van Willebrordus, toen deze kunst hier nog zeer primitief was.
Het tweede is een gewone roode vierkante steen, waarop aan een der zijden een relief prijkt, voorstellende in het midden een vliegend engeltje, dat een roemer in de hand houdt, terwijl aan de eene zijde een druivenstek en aan de andere zijde een korenaar is afgebeeld.
Zonder eenige bijzondere waarde te willen toekennen aan de vondsten, mogen we zeker toch wel zeggen, dat de plek der opgravingen eene merkwaardige plaats is, en dat alle vondsten godsdienstige herinneringen wekken — want de steen bedoelt wellicht eene allegorie van het H. Sacrament — duidt er op, dat dit de juiste plaats is, waar in de grijze oudheid de door de geschiedboeken vermelde kapel heeft gestaan, door St. Willibrord hier gesticht.
Daarom alleen ware het te wenschen, dat van bevoegde zijde de opgravingen werden gesteund, zooals dit in ’t begin is gedaan.

S.O.