De Zuidwillemsvaart/Jaargang 39/Nummer 73/Normaal spoor

Normaal spoor [2]
Auteur(s) H.N. Ouwerling
Datum Dinsdag 1 juli 1919
Titel Normaal spoor. II
Krant De Zuidwillemsvaart
Jg, nr 39, 73
Editie, pg [Dag], [1]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Normaal Spoor.

II.

      Naar ik hoor wordt er aan de lijn Roermond—Deurne – de tijdsomstandigheden in aanmerking genomen – hard gewerkt. Maar één ding begrijp ik niet, als ’t Limburg met die groote moderne tramplannen ernst is. Het verwondert mij dan n.l. ten zeerste, dat men het werk der genoemde lijn niet direct stop zet. ’t Kan immers niet anders wezen dan werk voor den mol, of weggegooid geld, want de lijn Roermond—Deurne heeft het 1 Meter-spoor en dit wordt door de nieuwe plannen, waarmee men spoedig klaar denkt te wezen, veroordeeld.

      ’t Is wel vreemd, dat men pas zoo laat tot de ontdekking komt, dat ’n 1-Meter-spoor en zoowel als een 1,067-spoor, etc. larie-farie is. ’k Snap heel best hoe men aan die verschillende tramlijnwijdten gekomen is. Brabant wou aansluiten bij Noord-Belgische lijnen en daar had men ja nu eenmaal die 1.067-geschiedenis aan genomen. Limburg had aan zijn grenzen tramlijnen van 1 Meter liggen en nu meende men daar ook al heel best te doen, wanneer men zijn spoorwijdte maar op 1 Meter bepaalde.

      Men heeft over trammen in de Nederlanden, zoolang als ik weet geboomd, geredeneerd tegen de klippen aan en het is precies of men de eenvoudigste zaken maar niet heeft kunnen zien. Eenheid in spoorwijdte had er toch moeten wezen, dat is zoo klaar als de dag. ’t Is waar, dat heeft wel ooit een punt van discussie uitgemaakt, maar de zaken zijn toch gewoon hun gangetje gegaan: er is niets om gedaan, maar ook niets om gelaten.
      Dat men nu voor een jaar of veertig, toen men in Brabant zoowat met de eerste tram begon, ’t nog niet snapte, dat verschil van spoorwijdte een sta-in-den-weg voor een flink verkeer moest wezen, dit is te begrijpen. Maar dat men op de oude manier is blijven voortgaan, terwijl de zon van den nieuwen tijd volop scheen, en zich het ongerief met den dag alweer deed gevoelen, zie, dat gaat mijn verstand te boven. En bij den aanleg en het exploiteeren van trams in deze goede gewesten is meermalen de vraag in mij gerezen: Heeft men hier nou werkelijk met een bedlam van idioten te doen? Als onze trams gebezigd werden of gebezigd moesten worden enkel voor personenvervoer, dan kwam het er weinig op aan wat voor wijdten men in toepassing bracht. Maar bij onze trams speelt het goederenvervoer haast de hoofdrol; ik geloof dat daar zoowat den heiligendag van komen moet. En wat het goederenvervoer betreft, met betrekking tot dit punt, is iedere spoorwijdte, die van normaal spoor afwijkt, ongeveer doodend.
      In Rijnland zag men dit reeds vóór den oorlog in. Daar ging men geen lijntjes meer maken van 1 M. etc. Daar sloeg men flink de hand aan het werk om dergelijke lijnen om te bouwen en allen te brengen op de spoorwijdte van de Staasbahnen. Als de oorlog niet tusschenbeide gekomen was, zouden we in Deurne de treurige vertooning gezien hebben, van drie spoorwijdten vlak bij elkaar: de spoorlijn met normaal spoor, de tram van Deurne–Venray met een spoorwijdte van 1,067 M. de tram van Deurne—Roermond met een spoorwijdte van 1 M. Zoek maar uit!

H. N. OUWERLING.      

      Wordt vervolgd.