De tragische historie van Dr. Faustus. Door Christopher Marlowe (Albert Verwey, 1888)/Tweede Tooneel

TWEEDE TOONEEL.

(Twee Studenten komen op).


1e stud.

Ik ben benieuwd te weten wat er van Faustus geworden is, die onze

gehoorzalen zoo dikwijls weerklinken deed van zijn sic probo.

2e stud.

Dat kunnen we gauw weten; daar komt zijn jongen al aan.

(Wagner komt op).

1e stud.

Hola, baasje! Waar is je meester?

Wagn.

Dat weet God.

2e stud.

Hé, weet jij het dan niet?

Wagn.

Jawel, ik weet het. Ik zei niet dat ik het niet wist.

1e stud.

Loop heen, vlegel! Schei uit met geintjes maken, en zeg waar hij is.

Wagn.

Dat God het weet, heeft niet tot logisch gevolg dat ik het niet weet,

en op logische gevolgen moet jullie letten, omdat je studenten bent:

bekent dus je fout en luistert.

2e stud.

Nu, dus je zei dat je 't wel weet, hè?

Wagn.

Heb je er een getuige voor?

1e stud.

Ja, snaak, ik hoorde 't.

Wagn.

Nu ja, jullie ligt onder éen deken.

2e stud.

Dus je wilt het ons niet zeggen.

Wagn.

Zeker heer, ik zal het u zeggen; maar als ge geen ezels waart,

zoudt ge me nooit zoo iets gevraagd hebben; want is hij niet een

Corpus naturale? en is dat niet mobile? hoe dan dat ge me zoo iets

kunt vragen? Als ik niet van nature phlegmatisch was, langzaam tot

toornen, en geneigd tot liederlijkheid, ik wil zeggen tot liefde, dan zou

het jullie niet geraden zijn binnen veertig voet van de gerechtsplaats te

komen, ofschoon ik niet twijfel of ik zie jullie hangen na de volgende

zittingen. En nu ik jullie aldus geslagen heb, ga ik mijn gezicht zetten

als een fijne, en spreek aldus: Waarlijk, mijn lieve broederen, mijn

meester zit hier binnen te tafelen, met Valdes en Cornelius, zooals

deze wijn, als hij spreken kon, uw edelen zou kunnen meedeelen; en

zoo moge God u zegenen, en bewaren, en bijbleven, mijn lieve

broederen, mijn lieve broederen.

(Exit).

1e stud.

Dan vrees ik dat hij tot die vervloekte Kunst vervallen is, waarvoor zij

beiden berucht zijn in de heele wereld.

2e stud.

Als hij een vreemd was, en die niets met mij te maken had, dan zou

het me nog voor hem spijten. Ga mee, laat ons den Rector

waarschuwen, of die hem met ernstigen raad kan terug brengen.

1e stud.

O maar ik vrees dat niets hem kan terug brengen.

2e stud.

Laat ons toch zien wat we doen kunnen.

(Exeunt).


>>>Derde Toneel