Die Teilung der Erde
Die Theilung der Erde | |
Auteur | Friedrich von Schiller |
Genre(s) | Gedicht |
Brontaal | Duits |
Datering | 1795 (eerste versie) |
Vertaler | Mark Voorendt |
Bron | Schillers Werke, erster Band, Deutsche Verlagsanstalt, Stuttgart und Leipzig, 1877. |
Auteursrecht | Publiek domein |
De verdeling van de aarde
"Beschikt over de wereld!" riep Zeus van 't godenland
De mensen toe. "Neemt, u bent haar eigenaar!
U schenk ik haar als erv' en eeuwig pand -
Doch deelt haar broederlijk onder elkaar!"
Al wie handen had, kwam haastig toegesneld,
Men roerde zich bedrijvig, jong en oud.
De akkerman greep naar de vruchten in't veld,
De jonker jaagde door het woud.
De koopman nam al wat hij op kon slaan,
De abt verkoos de edele gerijpte wijn,
De koning versperde menig' brug en laan
En sprak: "Ieder tiende deel is mijn!"
Reeds lang nadat de deling was geschied,
Kwam van ver weg de poëet naderbij -
Ach! daar was niets wat men hem nog liet,
Alles stond reeds onder heerschappij!
"Wee mij! zo zal ik alleen van allen
Vergeten zijn, ik, uw getrouwste zoon?"
Zo liet hij luid zijn klaagroep schallen
En wierp zich neer voor Jupiters troon.
"Daar jij je in 't land der dromen begaf",
Antwoordt de god, "Zo wees om mij toch niet misnoegd.
Waar was jij dan, toen ik de wereld weggaf?"
"Ik had me", sprak de poëet, "bij jou gevoegd."
"Mijn oog hing aan jouw aangezicht,
Aan jouw hemelse harmonie mijn oor -
Vergeef de geest, die, door jouw licht
In vervoering gebracht, het aardse verloor!"
"Wat te doen?" sprak Zeus, "de wereld is weggegeven,
De herfst, de jacht, de markt heb ik reeds afgestaan.
Wil je in mijn hemel bij me komen leven -
Zo vaak je komt, hij zal voor je openstaan."