[ 2 ]BENEDICTUS JOCHUM, met veel bevreemding in de Haarlemſche Courant van 30 July 1782, een Advertisſement gevonden hebbende, waar door hy grovelyk beledigt word, verzoekt de Opgever, met zyne bewyzen op te komen; terwyl hy zich anderzints verplicht zal vinden, dezelve in Rechten te vervolgen. Gemelde B. J. heeft den 25 July in de Amſterdamſche Courant, en den 27 dito in de Post van Europa doen plaatzen het volgende Advertisſement, het welk hy by deezen herhaald.
„ Een ieder zy gewaarſchouwd, geen Geld of Goederen hoe genaamd, te geven op naam van Benedictus Jochum, ten zy op een Briefje, door Hem of zyn Huisvrouw Eigenhandig getekend, alzoo daar van anders geene betaaling zal geſchieden. Zoo ’er iets op zyn Naam mogte gehaald zyn, zedert den 18 July, verzoekt hy zulks aan hem ten ſpoedigſten te geeven.
En dewyl volgens het Advertisſement in de Haarlemſche Courant, eene verregaande kwaadaardigheid hier van de oorzaak zoude weezen, diend tot naricht, dat hy B. J. reeds omtrent ƒ 1000 betaald heeft voor Goederen, die buiten weten van hem en zyn Huisvrouw, op zyn Naam gehaald zyn geworden. Ook maakt meergemelde B. J. bekend, dat zyn Winkel-Dogter ELISABETH SNELTJES, niet meer in zyn dienst is; maar naar men zegt, de Affaires met iemand in Compagnie doet of zal doen, en de onbeſcheidenheid heeft, om by zyne Calanten rond te gaan, en de gunst te verzoeken. Waarom voor gemelde Benedictus Jochum, (wonende in de Kalverſtraat by de Heilige Weg,) dienſtig vind zig op nieuws te recommandeeren, onder verzekering van civiele en prompte bedieninge als naar gewoonte, voorn. verzoekt alle de geene, die iets van hem te pretenderen hebben, met hunne pretentien op te komen.