Eenheid/Nummer 263/Aanteekeningen over moderne kunst

Aanteekeningen over moderne kunst
Auteur(s) Theo van Doesburg
Datum 19 juni 1915
Titel Aanteekeningen over moderne kunst. Naar aanleiding van „De Onafhankelijken”. 5de Jury vrije tentoonstelling te Amsterdam.
Tijdschrift Eenheid
Jg, nr, pg [6], 263, [4]
Opmerkingen Wassily Kandinsky vermeld als Kaudinsky, Adriaan Korteweg als Korteweg, Louis Saalborn als L. Saalborn, Erich Wichmann als E. Wichman
Brontaal Nederlands
Auteursrecht Publiek domein

AANTEEKENINGEN OVER MODERNE KUNST 1)

Naar aanleiding van „De Onafhankelijken”. 5de Jury vrije tentoonstelling te Amsterdam.


      Deze tentoonstelling geeft geen overzicht van het moderne kunstwezen. Is evenmin internationaal. Tamelijk zwak en onbelangrijk.
      Wat het sterkst spreekt is de kunst in de Vrouw.
      Er zijn twee belangrijke elementen in goede en slechte kunst aan te wijzen.
      Deze twee elementen zijn: het „besliste” en het „twijfelachtige” of laat ik liever zeggen „weifelende.” Op deze expositie is de Vrouw het meest beslist. Alles wat in Kunst, Literatuur en Muziek werkelijk goed is en modern, (niet in den zin van periodiek, maar in den zin van „verder”, dieper enz.) kenmerkt zich door positieve kracht.
      Een goed kunstwerk meldt zich altijd aan, door beslistheid. D. i. door positieve kracht. Er is geen aarzeling of zwakte in.
      Van de schilders der laagvlakten van den menschelijken geest, zijn er ’n massa „modern” geworden of althans het moderne gaan nabootsen. Bij hen is het modernisme ’n periodiek gevaar. Kenmerkend door twijfelachtigheid in alles: Kleur, lijn, vorm, uitvoering. Aan die twee elementen kent men de echt-modernen en de schijn-modernen.
      Kaudinsky, – hier niet vertegenwoordigd, – is in alles beslist; kenmerkend door innerlijke kracht. Alles is lang overdacht, – doorvoeld, – hij heeft zijn onderwerp of motief als de moeder het kind onder het hart gedragen, overal met zich mee, maanden lang, – en daarna heeft hij het beslist, plotseling als bliksem op het doek „geslagen”.
      Dat is beslistheid.
      Een tegenovergesteld voorbeeld: Een uit Vincent van Gogh’s teekeningen genomen figuur (wat als van geestelijke armoe getuigt) in ’n twijfelachtig kleurtje neerprutsen. (Korteweg). Twijfelachtig in alles. Dit is het voorbeeld van bedrog.
      De moderne Kunst, moet alle eigenschappen van den waarlijk goeden mensch hebben: Liefde, kracht, geest, oprechtheid, zelfstandigheid en beslistheid.
      Als zij die eigenschappen heeft mag zij ook nog de fouten van den mensch hebben.


      Het centrum artistico wordt gevormd door mej. Elsa Berg. Deze geheele belangrijke – hoewel niet gansch oorspronkelijke – inzending is goed. Zeer beduidend kleur- en vormmuzikaal is vooral 223, Spaansch Danshuis. In no. 26 is te veel kleur-romantiek. No. 22 „Christus”, laat in vergelijk met no. 23 geen sterken indruk na.
      Over het algemeen moet de Kleur zich nog brillantineeren; de Vorm moet nog losser komen. Toch ben ik innig dankbaar! Hierom heen groepeeren zich:
      Mej. B. de Boer met vier kleur-studies, van welke de kleinste de meeste aandoening geeft.
      Mevr. Fernhout-Toorop’s no. 113 en 116. Nog meer dan Elsa Berg moet bij deze het coloriet gaan blinken. ’t Is alles te veel in mineur. Gooi ook die ornamentale vormen toch overboord.
      Wat wordt de kunstenaar sterk in de Vrouw! Mevr. v. d. Hoef van Rossum: 201 ’t beste, zit te vast aan de voorwerpen. Als colorist zeer beduidend.
      L. Saalborn: 384 ’t beste. Zeer suggestief. 582 Leeuwerik-zang, te groot van vormen. Geel en blauw zijn goed, maar de compositie van deze kleuren is verkeerd. Overigens sympathiek zoekende denker-kunstenaar.
      Mevr. Schaap v/d Pek is alleen in 386 zeer beduidend: rhythme in de Kleur en in den Vorm. Zeer emotioneel ’t geheel.
      Mevr. Sluiters van Cooten-Cezaune: ’t Beste is 421: Portretstudie-kleur-muzikaal.
      Gustave de Smet 431: de Roode kast, kleur- en 429 vorm-muzikaal, ofschoon in beide niet onafhankelijk van het object.
      E. Wichman: 512, 513, 514 beweging-muzikaal. Zeer emotioneel goed werk.
      Mej. Chr. Th. S. van Zeegen, 532: doet uitstekend aan. Is subliem in dit genre (kunstnaaldwerk). Doet aan als leeuwrik-zang.
      Mad. Le Fauconnier, geeft de bedoeling van schilderkunst. Alles is echter dom, gewild, stram en troebel.
      Gevoelens zijn nergens tot uiting gebracht.


      Goirle (N. B.) 1915.


THEO VAN DOESBURG.


      1) Deze aanteekeningen zullen later wanneer zich belangrijker werk voordoet uitzetten tot meer omvattende beschouwingen.