Eerste Oogst/Kindje
← Herfstnacht | Eerste Oogst (1912) door Carel Steven Adama van Scheltema | Intocht → |
Uitgegeven in Rotterdam door W. L. en J. Brusse. |
[ 34 ]
XXX.
KINDJE.
(Voor Lizelotte.)
Kindje! dat zacht met je vlasblonde popje
Speelt, je rein stemmetje kan nog niet schreien,
't Lacht nu en zingt in moederlijk verblijen
Teederlijk voor popje een liedje, — je kopje
Speelt, je rein stemmetje kan nog niet schreien,
't Lacht nu en zingt in moederlijk verblijen
Teederlijk voor popje een liedje, — je kopje
Wiegt als een bloemetje, dat bij het glijen
's Avonds van de' avondwind, 't zijige kopje
Deint, en vleiende van de zon nog 'n dropje
Krijgt van haar wijn, om welig te gedijen.
's Avonds van de' avondwind, 't zijige kopje
Deint, en vleiende van de zon nog 'n dropje
Krijgt van haar wijn, om welig te gedijen.
Kindje! nu wiegt het leven je in zijn
Breede armen, als een popje zoo zacht, je
Oogen zijn bloemen, — het daglicht dat lacht je
Moederlijk toe, — het sterke leven wacht je, — —
Breede armen, als een popje zoo zacht, je
Oogen zijn bloemen, — het daglicht dat lacht je
Moederlijk toe, — het sterke leven wacht je, — —
Mocht eenmaal, — o! kindje moge altijd mijn
Liefde als 'n krans muziek om je hoofdje zijn!
Liefde als 'n krans muziek om je hoofdje zijn!