Eerste Oogst/Onder de lampekap

[ 80 ]

LVIII.
ONDER DE LAMPEKAP.




Het blozende rozeroode licht
Kijkt als 'n jolig jongensgezicht
In heel mooie kunst-paperassen, —
Die oude lieve letters gaan
Nou zoo lodderig eenzaam staan
En maken zoo poovre grimassen!

Een nevel is over ze geweld,
Als op het bleeke weeke veld
Van golvige scheemrende klaver, —
Als uit een rimpligen bloembol
Groeit midden uit mijn hart een vol
Lied als een gloeiende papaver!

Kameraden! de mooie muziek
Van een malende molenwiek —
Jouw gierende wijs wil ik vangen, —
Spreidt mijn bevende vingers uit
Op die helle gillende fluit! — —
Ik zing van jouw strijd! jouw verlangen!