Eerste Oogst/Zonnestraal

[ 45 ]

XL.
ZONNESTRAAL.




Grijs was de herfstdag in zijn nevelkleed,
Grijs was het wijze boek, waar ik uit las
Van lang-verganen tijd, die eenmaal was,
Van lang-vergane menschen en hun leed.

Ik zocht naar 't hart dat in die woorden was,
De hand die mij de poorten opendeed
Van 't komend land, dat niemand — niemand weet,
Maar menig zoekt achter zijn vensterglas.

Toen viel de gouden zon op al die woorden
En lachte 't leven in dien najaarsdag
En leefde 't land, dat niemand nog behoorde: —

Hartstochtelijke kameraden! lag
Altijd, altijd de zon zoo in uw woorden
Als op dat stille boek die lichte lach!