Elzenkoning
Elzenkoning (Duits: Erlkönig) | |
Auteur | Johann Wolfgang von Goethe |
Genre(s) | gedicht |
Brontaal | Duits |
Datering | 1815 |
Vertaler | Geschiedenis |
Bron | |
Auteursrecht | Publiek domein |
Vertaling
bewerkenWie rijdt er zo laat door regen en wind?
Het is de vader samen met zijn kind,
hij houdt de jongen stevig in zijn arm,
hij houdt het goed vast, hij houdt hem warm
Mijn kind, waarom verberg je je hoofd voor de heide
O vader, de Elzenkoning is dicht aan onze zijde
De Elzenkoning met zijn kroon en met kap
Jongen, het is slechts een nevel op het landschap
Kom lief kind, kom toch met me mee,
veel fijne spellen spelen wij twee,
Veel mooie bloemen zijn er op het strand,
Mijn moeder, in gouden gewaden, heeft ze geplant
Mijn vader, mijn vader, en hoort u dan niet,
wat de Elzenkoning mij nu zachtjes aanbiedt?
Wees rustig, blijf rustig, mijn lieve kind,
want door de dorre blaadjes ruist slechts de wind
Zou je, fijn knaapje, met me mee gaan?
Mijn dochters zullen voor je klaar staan,
Mijn dochters zullen de nachtelijke rondedans leiden,
en met gezang, gedans en gewieg je slaap begeleiden
Mijn vader, mijn vader, heeft u niet gezien, noch gehoord?
De Elzenkoning en zijn dochters in het gruwelijke oord?
Mijn zoon, mijn zoon, ik zie het nu al,
Het zijn de wilgen, beneden in het dal
Lief knaapje, nu heb ik al zoveel verteld,
als je nog steeds niet wil komen, dan wordt het geweld!
Mijn vader, mijn vader, hij valt me nu aan!
De Elzenkoning heeft me toch echt pijn gedaan!
De vader galoppeert snel, maar het gaat niet gezwind,
in zijn armen houdt hij het rillende kind
Hij bereikt de boerderij moe en in ademnood,
maar in zijn armen lag het kind stil, het was dood.