Florent le Comte/Het Konst-Cabinet/II

Het Konst-Cabinet [2]
Auteur(s) Florentyn le Comte
Datum 1761 (1e druk: 1699)
Titel Het Konst-Cabinet der bouw- schilder- beeldhouw- en graveerkunde. II. Deel
Uitgever Dordrecht: Abraham Blusse
Brontaal Nederlands
Bron books.google.nl
Auteursrecht Publiek domein

[1]


URIUNTUR AB UNO.


[2]


[3]


HET


KONST-CABINET


DER


BOUW- SCHILDER- BEELDHOUW-


EN


GRAVEERKUNDE,


OF


Inleiding tot de Kennis dier fraaije Weetenschappen, vervat in de Schilderyen, Stand-Beelden en Prenten.


Behelzende, behalven een beknopte Leevensbeschryving der Aloude Schilders en Beeldhouwers, ook die der latere Italiaansche, Fransche, Hoogduitsche en Nederlandsche Meesters, die zo wel in de Schilder- en Bouw-, als Plaatsnykunde uitgemunt hebben, benevens de Catalogi hunner Werken.


Verrykt met een verhandeling over het Glas-Schilderen, een Vertoog over het Etzen, en wat tot het leeren en oeffenen dier kundigheid vereischt word, en andere Weetenswaardige zaaken.


DOOR


FLORENTYN le COMTE,


Schilder en Plaatsnyder.


Na het Fransch gevolgt.


II. DEEL.


Te DORDRECHT,


By ABRAHAM BLUSSÉ,


Boekverkooper over de Beurs. 1761.


[4]


[5]


Pag. 5


HET


KONST-CABINET


DER


BOUW- SCHILDER- BEELDHOUW- en GRAVEERKUNDE.


De Werken der voornaamste Nederlandsche, Fransche en Hoogduitsche Schilders en Plaatsnyders.


In het eerste deel een beknopt denkbeeld der Werken van de Oude Bouwkonstenaars en Beeldhouwers gegeven zynde en na het verhandelen van andere Weetenswaardige zaaken, zo die Kundigheeden als de Schilder- en Plaatsny-Konst betreffende, de Florentynsche, Roomsche, Lombardysche en Boulogneesche Schilder-Schoolen doorloopen te hebben, is onze toeleg in dit tweede Deel van de voornaamste Neederlandsche, Fransche en Hoogduitsche Schilders, Plaatsnyders enz. en van hunne Werken te spreeken.
      De Brabanders of Vlamingers hebben de Schilderkonst eerder dan de Franschen geoeffent en aangekweekt; want men aan hun de uitvinding van de Olyverw verschuldigt is. Het was den Schilder Huybert van Eyk, die reeds in den Jaare 1366 te Mazyk, een Steedje aan de Maas geleegen, gebooren wierd. Men geeft voor, dat zyn gantsche Familie zig tot de Schilderkonst overgaf, en dar hy een Zuster had, Margaretha genaamd, dewelke, om die Konst met meer vryheid te konnen oeffenen, ongehuwd heeft willen blyven. Hy had een Jonger Broeder, welke zyn Discipel geweest is: deeze word Jan van Brugge genaamd,


A 3


en


[6]


6


Konst- Cabinet der Bouw- Schilder-


en heeft in het Jaar 1410 de manier om met Olyverw te schilderen uitgevonden. Hy was geboortig van Venlo in Gelderland, en wierd bygenaamd van Brugge, om dat hy gemeenlyk in die Stad, te dier tyd de rykste der Nederlansche Steeden, schilderde. Hy heeft verscheide Discipelen gehad, onder andere Rogier van der Weyden en Havesse, die de Konst aan Lodewyk van Leuven geleerd hebben. Een Schilder van Messina, vertrok van Napels na Vlaanderen, om dit geheim te leeren, ’t geen hy naar Italien overbragt, gelyk reeds hier vooren aangehaald is: Jan heeft zyn Broeder in de uitvinding en kennis zyner Konst overtroffen.
      Huybert van Eyk en Jan van Brugge, deszelfs Broeder, hebben gezamentlyk verscheide aanzienlyke Werken voor Philippus, Hertog van Bourgogne, Graaf van Vlaanderen, bygenaamd de Goede, uitgevoert. Onder andere ziet men een Tafereel van hen, het welke tot verwondering en goedkeuring verstrekt van alle de vreemdelingen, die uit nieuwsgierigheid een der Capellen van St. Joannes te Gent bezigtigen. Dit wonderstuk verbeeld ’t Lam der Openbaaringen van Johannes. Aan een der zyden, welke dat werk dekken, word de ongehoorzaamheid van Adam in ’t aannemen der verbooden Vrugt verbeelt, en aan de andere zyde ziet men den Hertog Philippus te Paard zittende door eenige Hovelingen verzeld; als meede niet verre van daar de twee Gebroeders te Paard. In dat Tafereel worden drie hondert hoofden getelt, meest alle zeer wel onderscheide. Dat stuk is omtrent de drie hondert Jaaren met verwondering beschouwt, en Philippus het zelve niet hebben konnen magtig worden, liet ’er een Copy van maaken, ’t welk hem twee duizend Ducaten gekost, en hy na Spanjen heeft doen voeren.
      Huybert is in ’t Jaar 1426, alvoorens dat stuk afgemaakt was, gestorven, en zyn Broeder Jan heeft het zelve verder alleen voltooit; waar na hy naar Brugge met ’er woon vertrok, daar hy zyne dingen beeter deed als te Gent en in de Kerk van St. Donatius, een Maagd Maria met verscheide Heiligen schilderde; als meede voor de Kerk der Proostdye van St. Martinus Kerk te Iperen een Schildery, waar in hy een Abt voor de H. Maagd knielende verbeelde. Noch een Vrouwe Pourtret met een Landschap, ’t geen eerst versch geschildert schijnt; en


alzo


[7]


Beeldhouw- en Graveerkunde.


7


alzo die manier van schilderen toen ter tyd geheel nieuw en weinig bekent was, wilden alle de Vorsten van Europa diergelyke hebben. Hy zond aan den Prins Laurenzo de Medicis een St. Laurentius Beeld; en aan den Hertog van Urbino een ander stuk, waar in een Badstoof verbeeld was. Den Hertog Philippus vergunde hem uit hoofde zyner verdiensten zitting in zyn Raad. Na een gerust leeven is hy in ’t Jaar 1470 gestorven.
      In zyne Werken bemerkt men, dat zy veel na de Gottische trant zweemden door de Kleedingen, welkers plooyen droog, gebrooken en wanschikkelyk zyn. De onderwerpen, in het byzonder aangemerkt, zyn wel uitgevoert; dog ’t geen hen zagtheid moest toebrengen, maakt dezelve te gelyk flaauw en laf, vermits het werk al te gepynigt zynde, de leevendigheid van het zelve verdoofd word.
      Joost van Gent, Huyg van Antwerpen en andere, kwaamen omtrent die tyd ook te voorschyn; dog schilderden alleen in de Nederlanden en geraakten door deeze nieuwe manier van schilderen in aanzien, welke eerst op het einde dier Eeuw by andere Natien gemeen wierd.
      Quintinus Masius, of Massys, was een Smit van zyn ambacht en geboortig van Antwerpen. Hy had veel geneegenheid tot de Schilderkonst; dog zyn Vader hem aan zyn eerste handwerk willende houden, ’t geen hem te lastig en moeilyk viel, was zulks oorzaak, dat hy schielyk door een gevaarlyke ziekte aangetast wierd, om welke reeden men hem ter plaatse bragt, voor dusdanige kranken geschikt, alwaar hy wel bezorgt wordende tot beterschap geraakte, en in dien tyd ondernam hy een klein Tafereel, na een Beeld in hout gesneeden, te schilderen, met eenige andere kleine stukjes, zo veel hem zyn zwak gestel toeliet; eindelyk tot volkome gezondheid hersteld zynde keerde hy na zyn huis, alwaar hy een yzer hek tot een put van die Stad maakte, het welk om deszelfs verdeeling en stand als een reft Meesterstuk aangezien wierd. Ook heeft hy een hek in een der Capellen te Leuven gemaakt.
      Dog de leifde, welke op alle zyne werkzaame Beelden de overhand had, en die met zulk een zwaar en lastig werk niet eens kon worden, gaf hem wel haast een middel aan de hand om dien argeid af te schaffen. Hy was


A 4


twin-


[8]


twintig Jaaren oud, toen hy die verandering in zig gevoelde. Dit was juist in de Jaaren als de aandoeningen van het hart en de driften malkander gaande maaken. Alle deeze verscheidenen beweegingen in zyn gemoed een minzieke beroering verwekkende, noopten hem aan, om op de eene of andere wyze verligting te zoeken, en zyne geneigtheid door een voorwerp, dat met zyne agting en begeerte overeenkwam, willende voldoen, wierd hy schielyk verliefd op een Schilders Dochter; en vermits hy wist, dat zy in die konst zo veel behaagen had, als afkeer voor zyn ambagt, besloot hy, dat gering handwerk te verlaaten, om zig aan een Edele konst over te geeven, waar door hy tot het genot van een bekoorlyke Jonge Dochter, wiens begaaftheeden zyn hart en zinnen ingenoomen had, mogt geraaken, weshalven hy met ernst voornam, de Schilderkomst te leeren en daarin volmaakt te worden, ten einde door dat middel zig met zyn Minnares door den band des huwelyks te verëenigen. Dit opzet wierd door de daad gevolgt; hy bleef in niets gebrekkig, terwyl hy zig de noodige onderregtinge liet geeven, om tot bekwaamheid te geraaken. Al zyn handel was zo geheim en behendig overlegt, dat men ’er bezwaarlyk agter konde komen, om dus de zaak, daar men niet op verdagt was, wonderbaarlyk te doen schynen. Romen was de Bron en een der Schoolen, waaruit hy die onderrichtingen ging putten; de beschouwing der verheevenste Werken zyn tweede Fontein en zyner byzondere yver en naarstigheid, door de geneegenheid gevoed, zyn derde. Eindelyk wierden zyne onderneemingen door de liefde gelukkig ter uitvoer gebragt. Hy ging zyn dienst aanbieden, niet als een gemeen Smit, maar als een bekwaam Schilder, wiens edele hoedanigheeden de geringheid van zyn eerste beroep bedekkende, te gelyk indruk op het hart en gemoed zo wel van den Vader als van de Dochter maakte, en deeze schonk hem haare geneegenheid; hunne voorneemens wierden door geen het minste belet verhindert, en alles tot openbaaring van het geheim gereed zynde, trouwde hy die Dochter met algemeene toejuigching der weederzydsche vrienden. Zig in een stand ziende, was hy op niets anders bedagt, dan om verscheide Werken te onderneemen en te volvoeren.
      Hy heeft onder andere een Afneeming van het Kruis


[9]


schildert, ’t geen als een wonderstuk aangezien word. (*) Dat Tafereel is met twee Deuren bedekt, in de eene is de Marteldood van den Evangelist Joannes, en in de andere Herodias, het Hoofd van den H. Joannes den Dooper houdende, verbeelt. In het Cabinet van Carel den Iste, Koning van Engeland, pleegt men Erasmus met Ægidius te zien, halverlyf in een ovaal verbeeld, de laatste een Brief, die Thomas Morus hem geschreeven had, in zyn hand houdende. Het Pourtret van een Bankier en zyn Vrouw, die zakken met gelt tellen en weegen, is op de aardigste en natuurlijkste wyze verbeeld. Cornelis van der Geest heeft een Schildery van de Maagd Maria van hem gehad, ’t geen onwaardeerlyk geschat wierd. (†) Het Geslagt van St. Anna, door hem in de Kerk van St. Petrus te Leuven geschildert, is een stuk van een fraaije vinding en van een byzondere smaak in zyn Ordonnantie.
      Na zyne Leevensjaaren met eere doorgebracht en geëindigt te hebben, is hy in ’t Jaar 1529 gestorven en in de Carthuizer Kerk der voornoemde Stad begraven; van waar hondert Jaaren ’er na een zelve Cornelis, uit een beweeging van liefde en erkentenis zyne beenderen liet opgraven, om in de Lieve Vrouwe Kerk te Antwerpen overgevoert te worden, alwaar dezelve staatelyk aan den voet van den Tooren bygezet zyn, met toelaating des Bisschops en de Regeering; op welke plaats Cornelis voornoemd zyn Beeld in wit Marmer met een kort Byschrift ter zyner eeren deed opregten.
      De Werken van dien Meester zyn door gansch Europa verspreid: die welke in Engeland overgebragt zyn, hebben onnoemelyke sommen gekost. De Hertog van Buckingham en de Graaf van Arundel hebben Pourtretten van eenige Nederlandsche Heeren gehad.
      Onzen Schilder liet een zoon na, Jan genaamd, die meede gelyk zyn Vader schilderde, al had de liefde hem niet tot een Meester verstrekt.
      Ik moet niet vergeeten te zeggen, dat in een der groote Zaalen van het Professen huis der Jesuiten te Parys een


      (*) Dit Tafereel had hy voor de Schrynwerkers van Antwerpen geschildert, en is thans in een Capelle van de Hoofdkerk.
      (†) Dit stuk was voor een Koopman te Antwerpen met naame Steevens, geschildert.


[10]


groot Tafereel gezien word, van een onregelmatige gedaante op hout geschildert, waar in hy al wat het Lyden, de Smert en de Droefheid byzonder eigen is, verbeelt heeft: dat stuk is een Afneeming van het Kruis, waar in een doode Christus gezien word, met dusdanige dodelyke Vleesch-couleur, dat indien het ’t zelve voorwerp niet verbeelde, het niemand zoude doen afschrikken. De Maagd Maria staat aan zyne zyde zonden beweeging en als leevensloos, en dit is op zulk een zielroerende en droevige wyze verbeeld, dat men byna, door het zelve aan te zien, bezwyken zou. De Vrouwen, welke haar verzellen, weenen voor haar, en betoonen door de droefheid en verleegenheid van haare gestalte, al wat de liefde in een hart dat bemind en lyd, kan te weeg brengen. Die den Zaligmaker van het Kruis afgenoomen hebben, weeten niet wat zy doen, en alle verwondert over den staat, waar in zy hunnen Heer zien, wenschen nooit gebooren geweest te zyn. Kortom de verslaagentheid is in dat geheele stuk zo groot en natuurlijk, dat men tot lof van den Schilder zeggen kan, dat het een der heerlykste stukken is, die hy ooit gemaakt heeft.
      Joost van Cleef, heeft Pourtretten en Historien in de manier van Mesius geschildert.
      Theodorus, of Dirk van Haarlem, is door zyn konst een der voornaamste cieraaden dier Stad geweest, welkers naam hy gedragen heeft; by ongeluk is het grootste gedeelte zyner Werken vernield geworden, geduurende de tweespald om de Religie ontstaan. Daar is maar één stuk van hem overgebleven, dat onlangs nog ten huize van een Burgermeester van Leyden te zien was. Dit stuk verbeeld het afdrukzel van het Aanzicht van Christus op de Doek van St. Veronica, met de Pourtretten van Petrus en Paulus; aan het omschrift is te zien dat het te Leuven in het Jaar 1542 gemaakt is.
      Jeronimus du Bois, of Bochio, van ’s Hertogenbosch, leefde in het Jaar 1500, gelyk men vermoet door de kleedingen zyner Beelden, dewelke na de trant van dien tyd zyn. Gemeenlyk schilderde hy harssen-gedrogten, snaakse en grillige Beelden; men kan niet bezeffen wie zyn Meester geweest is, vermits hy een byzondere manier had. Onder andere heeft hy de Vlugt naar Egypten geschildert, waar in hy volgens zyne gewoonte in het verschiet Personagien verbeelde, die een Beer doen


[11]


dansen, en dat men zulke afgryzelyke gebaarde en grynsingen, dat men ’er om lagchen of voor schrikken moet. Hy heeft een gezigt van de Hel met de Duivelen, de pyningen en brand verbeeld, waar in alles zo natuurlyk en te gelyk zo vervaarlyk is, dat het gezigt met het verstand daar door verbaast word.
      De Reeden-twist van een Monnik met zyn teegenpartyen, welke hy tragt te overtuigen, is het onderwerp van een Schildery, waar over alle die het beschouwen met verwondering zyn aangedaan, door de verscheidene kenteekenen, die in ieder Personagie verbeeld zyn.
      Zyne meeste Werken zyn na Spanjen overgebragt en in het Escuriaal geplaatst. Die, welke in de Nederlanden op Jaarmarkten ten toon gestelt wierden, hebben zulke aanzienlyke zommen gekost, dat zommige laatere Schilders de list bedagt hebben, om dezelve te Copiëeren en voor Origineelen te verkoopen. In de Meubelkamer des Konings van Vrankryk ziet men een Kamerbehangzel, dat na zyn Werk gemaakt is.
      Jan Monstaart, was van Haarlem geboortig en schilderde Landschappen en kleine Beelden. Hy is in ’t Jaar 1555 gestorven.
      Joachim Dionarenci, of Joachim Patinier, was geboortig van Dinant, heeft eenigen tyd te Antwerpen gewoond en het Landschap schilderen met succes geoeffent. Albert Durer in gemelde Stad zynde, schilderde zyn Pourtret, om hem zyne agting te betuigen. Van hem zyn eenige aanzienlyke Tafereelen, welke zeer gezogt worden, onder andere een volkome Veldslag, waar in nog vuur nog bloed gespaard is. Indien hy volgens de oude overleevering wel schilderde, dronk hy nog beeter en leefde hij omtrent het Jaar 1535.
      Rogier van Brussel, of van der Weyde, heeft aldaar op het Stadhuis vier Schilderyen geschildert, verbeeldende vierderlei Werken der Geregtigheid: het eerste vertoont den Keizer Trajanus de Dacier tegen trekkende en het Vonnis des doods over een Soldaat uitspreekende; het tweede den Paus Gregorius den Grooten, in zyne handen het Hoofd van Trajanus houdende, welkers lippen nog rood vertoonen; het derde Archembaud, Prins van Braband, op zyn doodbed leggende, dewelke om reedenen by hem bekend, zyn Neef met dezelve pool, die hy op zyn zyde had, doodsteekt, en het vierde is een Bis-


[12]


schop, welke om geheime reedenen aan dien Prins het Viaticum schynt te weigeren; doch volgens de Historie ziet men, door een ongemeen wonderwerk, dezelve Hostie in de mond van dien Vorst, ter regtvaardiging van het begaane feit jeegens zyn Neef.
      Ook heeft hy de groote Geschiedenis van Zeleucus, dien befaamden Wetgeever der Locrianen, geschildert, welke de Wetten tegen de Overspeelders ten scherpsten willende doen uitvoeren, zynen Zoon één oof laat uitsteeken, en zig onderwerpt, om ’er zelfs ook een te verliezen, ten einde dus de strengheid der straf of droefheid te maatigen. Daarenboven schilderde hy in de Kerk van onze Lieve Vrouw te Leuven, een Afneeming van het Kruis; welk stuk door den Koning Philippus den IIde in het vervolg in de Capelle van het Escuriaal geplaatst is. Door het Pourtret van een groote Princes, 't geen hy zeer fraai uitvoerde, verkreeg hy een aanmerkelyke inkomst van Graanen; dog hoewel die tot onderhoud van zyn leeven konde strekken, stierf hy egter in het Jaar 1529.