Gezelle/De avondzonne
< Gezelle
← De winden | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Avond → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 259 ]
DE AVONDZONNE
BIJKANS beet de zonne in 't westen,
die, vroegmorgens opgestaan,
mij, en u en al, ten besten,
heeft heur daagijksch werk gedaan.
die, vroegmorgens opgestaan,
mij, en u en al, ten besten,
heeft heur daagijksch werk gedaan.
Goeden hielp zij vreedzaam leven,
dwazen, die heur licht onteerd
wilden, laat zij, rein gebleven,
't bleuzend aanschijn toegekeerd.
dwazen, die heur licht onteerd
wilden, laat zij, rein gebleven,
't bleuzend aanschijn toegekeerd.
Zoo voldoet zij, alle dagen,
heuren dienst, volstandig in
't voeren van den hemelwagen,
sedert 's werelds aanbegin.
heuren dienst, volstandig in
't voeren van den hemelwagen,
sedert 's werelds aanbegin.
Eens zal zonne en al verslinden
't endelvier: die vijand van
God nu is, hoe zal hij vinden
vriendlijkheid en vrede dan?
't endelvier: die vijand van
God nu is, hoe zal hij vinden
vriendlijkheid en vrede dan?
Raakt de zon de roode kusten
van den oost, o mensche, 'n zij 't
niet om, morgen, ongebluschten
vonk te zien van haat en nijd!
[ 260 ]van den oost, o mensche, 'n zij 't
niet om, morgen, ongebluschten
vonk te zien van haat en nijd!
Maar, u, mij en al, ten besten,
moge, in vreden opgestaan,
nooit op vijands veete, in 't westen,
de avondzonne slapen gaan!
moge, in vreden opgestaan,
nooit op vijands veete, in 't westen,
de avondzonne slapen gaan!
16/4/'95.