Gezelle/De dood is onbermhertig

[ 146 ]
 

DE DOOD IS ONBERMHERTIG


De dood is onbermhertig,
ze velt al dat er staat;
zijt één jaar, zijt er dertig,
of honderd: als ze slaat,
[ 147 ]ge valt, en volgen moet gij;
  't en helpt niet, is 't u leed
verloren zalft en zoet gij,
  ge volgt al waar ze u leedt.

o Bijster booze zaken,
  dat ik en weet wanneer
de dood mij zal genaken,
  dien enkelen, eeuwigen keer,
'k En weet niet hoe 't geraden,
  'k en weet niet hoe 't voorzien,
't vervroegen of verspaden:
  één wete ik, 't zal geschiên!

o Ongestadig leven,
  dat vlucht, en altijd voort,
't en helpt geen tegenstreven,
  in 't onbekende boort:
één tikske, en 't is me ontvlogen,
  al dat mijn oogen ziet:
ach, eeuwiglijk bedrogen.
  en blijve, o Heere, ik niet!

Bedrogen zou 'k van Dezen
  dan zijn, die, waarheidziek,
me een onverzaadbaar wezen,
  me een onverstaanbaar miek?
Hij zal me zelf verzaden,
  Hij die alleen het kan,
en, doe 'k nu niet als raden,
  God wete en winne ik — dan!