Gezelle/De nachtegalen klinken
< Gezelle
← o Eerdentroost | Tijdkrans door Guido Gezelle | De bruiloftklokke luidt → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
DE NACHTEGALEN KLINKEN
De nachtegalen klinken,
en 't licht doet overal
de bladerholten blinken,
tienduizend in getal.
en 't licht doet overal
de bladerholten blinken,
tienduizend in getal.
De verschgekruinde boomen,
ze staan al in den Mei,
te dampen en te doomen,
zoo geurig en zoo vei.
ze staan al in den Mei,
te dampen en te doomen,
zoo geurig en zoo vei.
o Zoele Mei, waaromme
en lijdt gij maar zoo lang?
Hoe blijft uw blad, uw' blomme
zoo korten tijd in zwang?
[ 152 ]
Zoo gij, zoo is ons leven,
hoe lang het zij van duur,
het staat alzoo geschreven,
een maand, een dag, een uur.
en lijdt gij maar zoo lang?
Hoe blijft uw blad, uw' blomme
zoo korten tijd in zwang?
[ 152 ]
Zoo gij, zoo is ons leven,
hoe lang het zij van duur,
het staat alzoo geschreven,
een maand, een dag, een uur.
Een uurke, en zonder zorgen,
ach, ware 't mij, o God,
gelijk den Meidagmorgen,
vol zuiver zielgenot!
ach, ware 't mij, o God,
gelijk den Meidagmorgen,
vol zuiver zielgenot!
Doch neen, daar valt te vechten,
geen vrede, geen verbei,
tot dat het, wapenknechten,
eens eeuwig worde Mei!
geen vrede, geen verbei,
tot dat het, wapenknechten,
eens eeuwig worde Mei!