Gezelle/Ego vigilabo
< Gezelle
← Avond | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Dat wilde ik weten → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 263 ]
EGO VIGILABO
DE zonne is weg, en 't daglicht heengevaren;
het duistert al, de dood heeft de overhand
gewonnen over ons, die eer zoo luide waren
aan 't leven, heden, vrij en onvermand.
De zonne is weg, die liên en land
verblijdt, en 't vlugge volk van 's hemels harpenaren.
het duistert al, de dood heeft de overhand
gewonnen over ons, die eer zoo luide waren
aan 't leven, heden, vrij en onvermand.
De zonne is weg, die liên en land
verblijdt, en 't vlugge volk van 's hemels harpenaren.
Ze zwijgen al nu, tonge- en taalberoofden;
ze treuren: 't zonnelicht is uitgedaan;
en, daar ze henen zijn, en bergen hunne hoofden,
en hoore ik stemme meer, noch asem gaan:
de dikke duisternissen staan
daar, vast en verre nu, die zang en zonne doofden.
ze treuren: 't zonnelicht is uitgedaan;
en, daar ze henen zijn, en bergen hunne hoofden,
en hoore ik stemme meer, noch asem gaan:
de dikke duisternissen staan
daar, vast en verre nu, die zang en zonne doofden.
Doch, binnen mij, zoo leeft er licht en sprake;
doch, binnen mij, zoo hoort en spreekt er Een,
dien duisternissen, dag, noch dood, noch ander zake
belet en doen: omving mij staal en steen,
die binnenkomt bij mij, alleen,
en zegt, of ook hij vonde in slape mij : « Ik wake. »
doch, binnen mij, zoo hoort en spreekt er Een,
dien duisternissen, dag, noch dood, noch ander zake
belet en doen: omving mij staal en steen,
die binnenkomt bij mij, alleen,
en zegt, of ook hij vonde in slape mij : « Ik wake. »
15/9/'94.