Gezelle/Heb's dank, o Heer

[ 11 ]

I


HEB'S DANK, O HEER


Heb's dank, o Heer, dat ik den dag beken
      en levend ben
    de lijkkoets uitgetreden
    waar 't licht mij was gedoofd
     en waar mijn' leden
noch taal noch teeken meer en deden,
   van tonge en taal beroofd:
   een weêrschijn van de dood.
[ 12 ]Heb's dank o Heer, en laat den dag mij wel,
      op uw bevel,
   door uw' goedjongstigheden,
   volenden, eer ik sterf;
   ach, laat mij heden,
   het zij genoten of geleden,
   U danken anderwerf,
   om al uw' liefde groot!

Heb's dank, o Heer, en, na den wisselgang,
      zij 't kort of lang,
   en de onstandvastigheden
   des levens, laat mij, ach,
      in rusten en vreden,
   den langen blijden dag
   eens vinden, in uw' schoot!