Gezelle/Heb's dank, o Heer
< Gezelle
← In den naam des Vaders | Tijdkrans door Guido Gezelle | Weêrom licht en vier gesteken → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
I
HEB'S DANK, O HEER
Heb's dank, o Heer, dat ik den dag beken
en levend ben
de lijkkoets uitgetreden
waar 't licht mij was gedoofd
en waar mijn' leden
noch taal noch teeken meer en deden,
van tonge en taal beroofd:
een weêrschijn van de dood.
[ 12 ]Heb's dank o Heer, en laat den dag mij wel,
op uw bevel,
door uw' goedjongstigheden,
volenden, eer ik sterf;
ach, laat mij heden,
het zij genoten of geleden,
U danken anderwerf,
om al uw' liefde groot!
en levend ben
de lijkkoets uitgetreden
waar 't licht mij was gedoofd
en waar mijn' leden
noch taal noch teeken meer en deden,
van tonge en taal beroofd:
een weêrschijn van de dood.
[ 12 ]Heb's dank o Heer, en laat den dag mij wel,
op uw bevel,
door uw' goedjongstigheden,
volenden, eer ik sterf;
ach, laat mij heden,
het zij genoten of geleden,
U danken anderwerf,
om al uw' liefde groot!
Heb's dank, o Heer, en, na den wisselgang,
zij 't kort of lang,
en de onstandvastigheden
des levens, laat mij, ach,
in rusten en vreden,
den langen blijden dag
eens vinden, in uw' schoot!
zij 't kort of lang,
en de onstandvastigheden
des levens, laat mij, ach,
in rusten en vreden,
den langen blijden dag
eens vinden, in uw' schoot!