Gezelle/Herteloozen
< Gezelle
← Meezen | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | De bleekersgast → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 150 ]
HERTELOOZEN
ZEGT , waar zou 'k belenden mogen,
ginge ik altijd neêrgebogen,
zoekende, om geen leed te lijen,
't ongezelschap aller liên?
ginge ik altijd neêrgebogen,
zoekende, om geen leed te lijen,
't ongezelschap aller liên?
Op! mijn hoofd, en, recht getreden!
Wie ooit pijne en poge deden,
om mij onder voet te slaan,
laat mij, laat mij rechte gaan!
Wie ooit pijne en poge deden,
om mij onder voet te slaan,
laat mij, laat mij rechte gaan!
't Zullen, eens entwaar, nadezen,
roozen zonder doornen wezen
mij te plukken: goed geduld:
Gij, o God, mij helpen zult!
roozen zonder doornen wezen
mij te plukken: goed geduld:
Gij, o God, mij helpen zult!
Dan, vergeten, herteloozen,
al uw' doornen, zonder roozen,
zal ik; en, naar God gegaan,
eeuwig blijven rechte staan.
al uw' doornen, zonder roozen,
zal ik; en, naar God gegaan,
eeuwig blijven rechte staan.