Gezelle/Koe-koe
< Gezelle
← De ramen | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Zonnewende → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 135 ]
KOE-KOE
« KOE-KOE, » de Leye omtrent
is alles, allenthenen,
belegwerkt en bezomerblomd:
en 't aarderijk verdwenen.
is alles, allenthenen,
belegwerkt en bezomerblomd:
en 't aarderijk verdwenen.
« Koe-koe, » de groene wee,
zoo verre ik kan bespichten,
liep overal de zonne, met
heur zelvergeld, bezichten.
zoo verre ik kan bespichten,
liep overal de zonne, met
heur zelvergeld, bezichten.
« Koe-koe,» de koekoetblom,
vermenigd in de meie,
zie 'k varen heen en veêr, alom,
en zwaaien lijk een Leye.
vermenigd in de meie,
zie 'k varen heen en veêr, alom,
en zwaaien lijk een Leye.
« Koe-koe, » de Leye langs,
en kan ik onderscheiden
of 't baren zijn of blommen, die
mijn' zwervende ooge leiden.
en kan ik onderscheiden
of 't baren zijn of blommen, die
mijn' zwervende ooge leiden.
« Koe-koe, » de koekoet roept
herhaaldemaal, daartusschen,
nen boom entwaar bezittende, in
de verre verre busschen.
herhaaldemaal, daartusschen,
nen boom entwaar bezittende, in
de verre verre busschen.
5/5/'95.