Gezelle/Mater dolorosa
< Gezelle
← Van den ouden boom | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Sterven → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 279 ]
MATER DOLOROSA
o GOD, gij weet mijn hert,
't en bleef u nooit gedoken;
gij weet wat ik gedacht,
gewild heb en gesproken;
gij zijt, van kinds been af,
mijn' hope en mijn bestaan:
vergeeft, heb ik u ooit
ondankbaar iet misdaan!
't en bleef u nooit gedoken;
gij weet wat ik gedacht,
gewild heb en gesproken;
gij zijt, van kinds been af,
mijn' hope en mijn bestaan:
vergeeft, heb ik u ooit
ondankbaar iet misdaan!
En nu, dat ik zoo diep
ben van de dood geslegen,
mijn blomken afgeplukt...
gekist en uitgedregen,
o God, aanhoort mij, en,
in al uw goedheid groot,
verlost mijn herte, dat
benauwd is tot der dood!
ben van de dood geslegen,
mijn blomken afgeplukt...
gekist en uitgedregen,
o God, aanhoort mij, en,
in al uw goedheid groot,
verlost mijn herte, dat
benauwd is tot der dood!
Gij laagt eens in den hof,
en zweettet, op de steenen,
van angst, uw dierbaar bloed:
ach ziet mij zitten weenen,
alleen in huis! Mijn huis,
dat ijdel is, beroofd
van leven, vier en vonke,
en alles uitgedoofd!
[ 280 ]en zweettet, op de steenen,
van angst, uw dierbaar bloed:
ach ziet mij zitten weenen,
alleen in huis! Mijn huis,
dat ijdel is, beroofd
van leven, vier en vonke,
en alles uitgedoofd!
Staat op, Gij, Heere, en vat
mijn handen! Stelpt de bronnen
mijns weenens, die bijna
zijn uit- en afgeronnen;
laat volgen mij met U,
met U ten Kruise gaan,
en, droeve moeder, naast
uw' droeve Moeder staan!
mijn handen! Stelpt de bronnen
mijns weenens, die bijna
zijn uit- en afgeronnen;
laat volgen mij met U,
met U ten Kruise gaan,
en, droeve moeder, naast
uw' droeve Moeder staan!
29/9/'96.