Gezelle/Oudheidkunde
< Gezelle
← Tusschen de twee | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Oudheid → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 39 ]
OUDHEIDKUNDE
O EERBIEDWEERDIGHEID
der oudheidkunde, in dezen,
in allen deelen van
ons land, hoe kander wezen
zoo eerbiedweerdig iet,
van al dat haait en draait,
als 't geen het hondtje bast
en 't geen het haantje kraait!
der oudheidkunde, in dezen,
in allen deelen van
ons land, hoe kander wezen
zoo eerbiedweerdig iet,
van al dat haait en draait,
als 't geen het hondtje bast
en 't geen het haantje kraait!
Van Adams tijden af
tot Noë's tijd, en later,
beweert men, onbeschaamd,
en tegensprake en staat er
geschreven, of gedrukt
in boeken, waar of hoe,
dat 't hondtje zegt : « Ba-waw ! »
en 't haantje : « Koeklikoe ! »
tot Noë's tijd, en later,
beweert men, onbeschaamd,
en tegensprake en staat er
geschreven, of gedrukt
in boeken, waar of hoe,
dat 't hondtje zegt : « Ba-waw ! »
en 't haantje : « Koeklikoe ! »
Geen oudheidkunde en zal
mijne ooren of mijne oogen,
[ 40 ]'t zij uitgedolven, 't zij
nog weggeborgen, toogen
eene oudere oudheid als,
van al dat haait en draait,
hetgeen het hondtje bast
en 't geen het haantje kraait.
mijne ooren of mijne oogen,
[ 40 ]'t zij uitgedolven, 't zij
nog weggeborgen, toogen
eene oudere oudheid als,
van al dat haait en draait,
hetgeen het hondtje bast
en 't geen het haantje kraait.
13/4/'95.