Gezelle/Schoonheid
< Gezelle
← Het klokgebed | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | De dakpannen → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 179 ]
SCHOONHEID
HOE schoon zijn de ongekunstenaarde
boomen, die
'k, erkenbaar uit elkander, in den
hemel zie
geschoten staan, en dragende elk een
beeltenis,
daar 't werken van Gods hand nog aan te
vinden is!
boomen, die
'k, erkenbaar uit elkander, in den
hemel zie
geschoten staan, en dragende elk een
beeltenis,
daar 't werken van Gods hand nog aan te
vinden is!
Hoe schoon is, ongeschonden, in de
zonnenkracht,
't wijduitgespreide bouwsel van de
boomenpracht,
ten toppen uit gedreven, en, van
dracht, alzoo 't
de Schepper eerst, beminnende, uit zijn'
handen goot!
zonnenkracht,
't wijduitgespreide bouwsel van de
boomenpracht,
ten toppen uit gedreven, en, van
dracht, alzoo 't
de Schepper eerst, beminnende, uit zijn'
handen goot!
Het was alzoo geschapen en, van
God gemaakt :
waaromme en laat ge 't, mensch, door u niet
aangeraakt,
geworden, 't onverbeterbare en
't schoonste van
de schoonheid, daar geen menschenhand ooit
aan en kan?
God gemaakt :
waaromme en laat ge 't, mensch, door u niet
aangeraakt,
geworden, 't onverbeterbare en
't schoonste van
de schoonheid, daar geen menschenhand ooit
aan en kan?
1/10/'96.