Gorter/Dat kouwe vleesch van een ander
< Gorter
← Twee lampen schijnen | Verzen van Gorter (1890) door Herman Gorter | De lente — ik sta midden in haar → |
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys. |
[ 121 ]
Dat kouwe vleesch van een ander
tegen m'n drooge handen
en mijn oogen onzichtbaar in den nacht —
dat koele sappige vleesch — en al de kracht
van me den nacht in — 't is als dood,
alles zwart, geen wit, geen rood
mijn heele hoofd lijkt wel koel ,
er is nergens een doel —
zoo lekker zwart is de nacht,
zonder oogen, zonder gedacht,
dat natte nachtbad,
dat verdronkene, dat daggat,
dat rondom dauwig gevoel,
mijn hoofd is zoo lekker koel.
tegen m'n drooge handen
en mijn oogen onzichtbaar in den nacht —
dat koele sappige vleesch — en al de kracht
van me den nacht in — 't is als dood,
alles zwart, geen wit, geen rood
mijn heele hoofd lijkt wel koel ,
er is nergens een doel —
zoo lekker zwart is de nacht,
zonder oogen, zonder gedacht,
dat natte nachtbad,
dat verdronkene, dat daggat,
dat rondom dauwig gevoel,
mijn hoofd is zoo lekker koel.