Gorter/Gij staat zoo heel, heel stil
< Gorter
← Ik zat eens heel alleen te spelen | Verzen van Gorter (1890) door Herman Gorter | Schaduwen wand'len in haar oogezalen → |
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys. |
[ 31 ]
Gij staat zoo heel, heel stil
met uwe handen, ik wil
u zeggen een zoo lief wat,
maar 'k weet niet wat.
met uwe handen, ik wil
u zeggen een zoo lief wat,
maar 'k weet niet wat.
Uw schoudertjes zijn zoo mooi,
om u is lichtgedooi,
warm, warm, warm — stil omhangen
van warmte, ik doe verlangen.
om u is lichtgedooi,
warm, warm, warm — stil omhangen
van warmte, ik doe verlangen.
Uw oogen zijn zoo blauw
als klaar water — ik wou
dat ik eens even u kon zijn,
maar 't kan niet, ik blijf van mijn.
als klaar water — ik wou
dat ik eens even u kon zijn,
maar 't kan niet, ik blijf van mijn.
En ik weet niet wat 't is wat
ik u zeggen wil — 't was toch wat.
ik u zeggen wil — 't was toch wat.