Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (2023)/II-7
Uitgegeven in 's Gravenhage door Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. |
[ 65 ]
Hoofdstuk 7
Provincies, gemeenten, waterschappen, Caribische openbare lichamen en andere openbare lichamen
Algemeen
Dit hoofdstuk bevat de bepalingen inzake de andere openbare lichamen van het Rijk.
Het merendeel van de in hoofdstuk 7 opgenomen bepalingen betreft de provincies en de gemeenten.
Voor provincies en voor gemeenten zijn geen afzonderlijke artikelen opgenomen, maar zijn de bepalingen zoveel mogelijk op beide van toepassing. Op deze wijze komt de eenvormigheid van de hoofdstructuur van provincies en gemeenten duidelijk tot uitdrukking.
In de tekst van de Grondwet ligt verankerd dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is. Enerzijds hebben provincies en gemeenten een algemene bevoegdheid tot regeling en bestuur, die slechts bij of krachtens de wet kan worden beperkt, anderzijds zijn provincies en gemeenten verplicht mee te werken aan de uitvoering van door hoger gezag gestelde regels en kunnen zij bij of krachtens de wet aan toezicht worden onderworpen.
Opheffing van bestaande en instelling van nieuwe provincies en gemeenten; wijziging van hun grenzen
Bij de wet kunnen provincies en gemeenten worden opgeheven en nieuwe ingesteld. Met deze bepaling opent hoofdstuk 7 (artikel 123). Ingevolge het tweede lid van artikel 123 is de wetgever bevoegd om regeling van grenswijzigingen van meer beperkte aard over te dragen aan bijvoorbeeld de regering of het provinciaal bestuur. In de Wet algemene regels herindeling is als hoofdregel neergelegd dat beperkte grenswijzigingen (‘grenscorrecties’) kunnen worden aangebracht door provinciale staten, dan wel (bij volledige onderlinge overeenstemming ter zake) de raden van de betrokken gemeenten.
Bevoegdheden van provincies en gemeenten
Artikel 124 is een van de belangrijkste bepalingen van hoofdstuk 7. In dit artikel is vastgelegd dat provincies en gemeenten lichamen met autonome bevoegdheden zijn. Ingevolge het eerste lid van dit artikel zijn provincies en gemeenten vrij om alle taken inzake hun huishouding ter hand te nemen, mits zij daardoor niet in strijd handelen met wettelijke voorschriften van hogere orde. Het tweede lid geeft de bevoegdheid om regeling en bestuur van de besturen van provincies en gemeenten bij of krachtens de wet te vorderen.
Provinciale en gemeentelijke bestuursorganen
Hierop aansluitend volgen bepalingen waarin de belangrijkste bestuursorganen en enkele van hun bevoegdheden zijn vermeld.
In artikel 125 is vastgelegd dat provinciale staten en de gemeenteraad aan het hoofd staan van de provincie, respectievelijk de gemeente, en dat hun vergaderingen in beginsel openbaar zijn. Op deze wijze wordt de positie van provinciale staten en de gemeenteraad als hoofdorganen van het bestuur van provincies en gemeenten benadrukt. [ 66 ]
Het tweede lid van dit artikel vermeldt de belangrijkste overige bestuursorganen van provincies en gemeenten. Voor de provincie zijn dit gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning, voor de gemeente het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.
In artikel 126 is bepaald dat de commissaris van de Koning bij de wet kan worden belast met de uitvoering van een door de regering te geven ambtsinstructie. Voor zover de commissaris taken verricht als rijksorgaan (bij voorbeeld in het kader van burgemeestersbenoemingen), is daarvoor ingevolge de Grondwet dus een wettelijke basis vereist.
Ingevolge artikel 127 ligt de verordenende bevoegdheid, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen, geheel bij provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad. Provinciale staten en de gemeenteraad zijn overigens wel bevoegd om, indien de wet daartoe de mogelijkheid opent, deze bevoegdheid aan andere organen over te dragen. In artikel 128 wordt in aanvulling daarop nog bepaald dat autonome bestuurs bevoegdheden niet door de wetgever kunnen worden overgedragen aan provinciale of gemeentelijke commissies, behoudens in geval van opheffing van bestaande, of instelling van nieuwe provincies en gemeenten of bij grenswijziging.
Kiesrecht voor provinciale staten en gemeenteraad
De vereisten voor het actief en passief kiesrecht voor provinciale staten en de gemeenteraad zijn ingevolge artikel 129 nagenoeg gelijk aan die voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Wel dient men voor de uitoefening van het kiesrecht voor provinciale staten en de gemeenteraad ingezetene van de desbetreffende provincie, onderscheidenlijk gemeente te zijn. De zittingsduur van provinciale staten en de gemeenteraad is vier jaren, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen. Ingevolge het vijfde lid bepaalt de wet welke betrekkingen niet gelijktijdig met het lidmaatschap kunnen worden uitgeoefend.
Verder kan de wet bepalen dat beletselen voor het lidmaatschap voortvloeien uit verwantschap of huwelijk en dat het verrichten van bij de wet aangewezen handelingen tot het verlies van het lidmaatschap kan leiden.
Kiesrecht voor nietNederlanders
Artikel 130 geeft de wetgever de bevoegdheid het actief en passief kiesrecht voor de gemeenteraad toe te kennen aan ingezetenen die geen Nederlander zijn, mits zij ten minste voldoen aan de vereisten die gelden voor de Nederlandse ingezetenen. In 1985 is de Kieswet aangepast, waarbij het actief en passief kiesrecht voor de gemeenteraad ook aan nietNederlandse ingezetenen is toegekend. Het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen voor burgers van de Europese Unie is tevens gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Benoeming commissaris van de koningin en de burgemeester
In artikel 131 is sinds 2018 vastgelegd dat de commissaris van de Koning en de burgemeester worden aangesteld, geschorst en ontslagen op een bij de wet te bepalen wijze. Krachtens de wet kunnen nadere regels worden gesteld over de daarbij te volgen procedures.
Overige voorschriften betreffende provincies en gemeenten
In het eerste lid van artikel 132 is de bevoegdheid van de wetgever neergelegd om de inrichting van provincies en gemeenten te regelen, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen. Op deze bepaling zijn de Provinciewet en de Gemeentewet gebaseerd. Het tweede tot en met het vierde lid houden bepalingen in betreffende het preventieve en het repressieve toezicht. Vernietiging door de centrale [ 67 ]overheid van de besluiten van de besturen van provincies en gemeenten kan geschieden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Op grond van het vijfde lid kunnen maatregelen worden getroffen indien de besturen van provincies en gemeenten hun taken verwaarlozen. Het zesde lid bevat enkele financiële bepalingen. Ingevolge dit lid is voor de financiële verhouding tot het Rijk een wettelijke basis vereist. Voor de provincies is dit onderwerp in de Provinciewet geregeld, voor de gemeenten in de Financiële-verhoudingswet.
Caribische openbare lichamen
Een deel van Nederland ligt in de Cariben: de Caribische openbare lichamen. Artikel 132a maakt het mogelijk om dit soort openbare lichamen in te stellen. De wetgever heeft dat gedaan in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Caribische openbare lichamen zijn vergelijkbaar met gemeenten, zij het dat ze vanwege de grote afstand tot Europees Nederland niet zijn ingedeeld bij een provincie. Wel zijn de grondwettelijke waarborgen die gelden voor gemeenten van overeenkomstige toepassing, zoals de waarborg dat er sprake moet zijn van een rechtstreeks gekozen lokale volks vertegenwoordiging. Helemaal hetzelfde zijn ze echter niet: het vierde lid van artikel 132a drukt uit dat voor de Caribische openbare lichamen andere regels kunnen gelden als er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor ze zich wezenlijk onderscheiden van Europees Nederland.
De inwoners van de Caribische openbare lichamen stemmen, als inwoners van Nederland, mee voor het Nederlandse parlement. Het stemmen voor de Eerste Kamer verloopt via zogeheten kiescolleges, waarvan de leden samen met de leden van provinciale staten en de leden van het kiescollege voor de Eerste Kamer ten behoeve van Nederlanders die geen ingezetenen zijn de Eerste Kamer kiezen (artikel 55).
Waterschappen
De waterstaatszorg heeft van oudsher een aparte plaats in onze gedecentraliseerde bestuursorganisatie gehad. Ook in de Grondwet komt dit naar voren.
In het eerste lid van artikel 133 is omtrent de opheffing, instelling en inrichting van waterschappen bepaald dat deze binnen wettelijke regels in beginsel bij provinciale verordening geschieden.
In het tweede lid wordt voorgeschreven dat de wet naast de verordenende en andere bevoegdheden van de besturen van waterschappen, de openbaarheid van hun vergadering moet regelen.
Krachtens het derde lid van artikel 133 regelt de wet het provinciale en het overige toezicht op de besturen van waterschappen. Tevens bepaalt dit lid dat de besluiten van de waterschapsbesturen kunnen worden vernietigd wegens strijd met het recht of het algemeen belang. In 1991 is de Waterschapswet vastgesteld. Deze bevat onder meer een uitwerking van artikel 133.
Openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen
Artikel 134 geeft enkele voorschriften met betrekking tot openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen (bij voorbeeld de Nederlandse Orde van Advocaten en de produkt en bedrijfsschappen).
Ingevolge dit artikel kunnen openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen bij of krachtens de wet worden ingesteld en opgeheven. De wet bij voorbeeld de Wet op de bedrijfsorganisatie regelt voorts de taken en de inrichting van deze openbare lichamen, de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen.
Aan de organen van deze openbare lichamen kunnen verordenende bevoegdheden worden toegekend.
Het toezicht op de organen van deze openbare lichamen dient bij de wet te worden geregeld. Evenals voor [ 68 ]provincies en gemeenten en waterschappen is het vernietigingsrecht ten aanzien van besluiten van de besturen van deze openbare lichamen gebonden aan de criteria: strijd met het recht en strijd met het algemeen belang.
Samenwerking tussen openbare lichamen
De bestuurlijke organisatie van ons land vereist, dat openbare lichamen voor de vervulling van bepaalde taken moeten kunnen samenwerken. Artikel 135 biedt de grondslag voor een wettelijke vormgeving aan verschillende vormen van samenwerking tussen openbare lichamen. De bepaling ziet niet slechts op gemeenten, maar op alle openbare lichamen. Voorts wordt met zoveel woorden bepaald, dat daarbij in de instelling van een nieuw openbaar lichaam kan worden voorzien. De Wet gemeenschappelijke regelingen bevat de voornaamste van deze wettelijke regels.
Geschillen tussen openbare lichamen
Artikel 136 regelt het beslechten van geschillen tussen de in hoofdstuk 7 bedoelde openbare lichamen.
De geschilbeslechting tussen openbare lichamen wordt opgedragen aan de Kroon, tenzij zij behoort tot de competentie van de rechterlijke macht of bij de wet aangewezen gerechten.