De Opmerker/Jaargang 45/Nummer 9/Opstelling van grafzerken

Opstelling van grafzerken
Auteur(s) Gustaaf van Kalcken en Red.
Datum Zaterdag 26 februari 1910
Titel Opstelling van grafzerken
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 45, 9, 71-72
Brontaal Nederlands
Bron [1] en [2]
Auteursrecht Publiek domein

[71]


71


[...]


Ingezonden Stukken.


OPSTELLING VAN GRAFZERKEN.


      Ter bevestiging van den treurigen toestand der opgestelde hardsteenen grafzerken te Franeker is dienende, dat ik reeds een paar jaar geleden met een der Kerkvoogden ter plaatse de nadeelige werking constateerde en dientengevolge bij de gemeente Franekeradeel alsmede bij het departement van Binnenl. Zaken getracht heb, het verder vergaan dezer monumenten zooveel mogelijk te voorkomen. Ook bij een der leden van het Friesch Oudheidkundig Genootschap, heb ik om steun verzocht.
      Inmiddels blijkt uw inzender, de heer M. Hofstra, gemeente-architect te Franeker, zichzelf tegen te spreken, door op de eene plaats te schrijven, dat van mijne bewering geen woord waar is en op de tweede plaats: „Het is de vraag of die kleine afschilfering ontstaan is doordat het groefleger nu in verticalen stand is” en verder: „Misschien ontstonden deze kleine gebreken bij het opstellen, door de kettingen die gebruikt zijn, bij het verplaatsen van het middenschip


[72]


72


der kerk naar achter het koor, een zeer moeilijk en gevaarlijk werk is geweest.”
      Ik kom tot de conclusie, dat de heer M. Hofstra mogelijk met dit werk belast is geweest en zijne lastgevers tracht te verdedigen.
      Doch het is niet vriendelijk om te schrijven dat het een raadsel is hoe ik aan deze fantasie kom en daarbij den koster te insinueeren, dat men sommige menschen alles kan laten zeggen.
      Iedereen, die zich in loco van deze zaak wil overtuigen, zal overtuigd zijn, dat mijne bewering helaas geen fantasie is en dat voor dergelijk opstellen van oude grafzerken een waarschuwend woord niet misplaatst is.


Hoogachtend,


GUSTAAF VAN KALCKEN.


Haarlem.


      Zooals uit het bovenstaande blijkt geeft de heer Van Kalcken zijn overtuiging in zake de opstelling van grafzerken nog niet prijs. Toch wil het ons voorkomen, dat hij met zijn meening te dezer zake vrijwel alleen staat. Noch een der Kerkvoogden, noch het departement van Binnenl. Zaken, noch een lid van het Friesch Genootschap, schijnen het de moeite waard te hebben geacht, van het geopperde bezwaar notie te nemen en zoolang daaraan niet door autoriteiten meerder kracht wordt bijgezet, gelooven wij ook niet, dat er veel waarde aan behoeft te worden gehecht.


Red.