Haagsche Courant/1936/Nummer 16415/Academie voor Internationaal Recht

‘Academie voor Internationaal Recht. Aanbieding van het portret van den Stichter’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Haagsche Courant, dinsdag 11 augustus 1936, vijfde blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ vijfde blad, 1 ]

Academie voor Internationaal Recht.

Aanbieding van het portret van den Stichter.

 De Roemeensche gezant, de heer Pella, heeft hedenmiddag namens zijn regeering aan den raad van beheer der Academie voor Internationaal Recht alhier, het geschilderde portret van den stichter der Academie, den Roemeenschen jurist, Demetre Sturza, aangeboden.
 Ter gelegenheid van deze plechtigheid heeft de Roemeensche gezant een lunch gegeven, waaraan o.a. deelnamen de heer James Brown Scott, secretaris-generaal van de Carnegie-schenking voor den internationalen vrede en lid van het curatorium der Academie, mr. dr. D. A. P. N. Koolen, lid van den Raad van State en lid van commissie voor de financiën van de Academie voor Internationaal Recht en mevrouw Koolen, jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje, secretaris-generaal van het departement van Buitenlandsche Zaken, lid van beheer der Academie, mr. E. N. van Kleffens, chef der afdeeling diplomatieke zaken aan het departement van Buitenlandsche Zaken, adjunct-secretaris-generaal van dien raad en mevrouw van Kleffens, mr. L. H. J. J. Mazel, secretaris en waarnemend thesaurier van dien raad en mevrouw Mazel.
 Na afloop van dezen disch heeft de gezant in de groote eetzaal van de Academie in het Vredespaleis ’t geschilderde portret van den heer Demetre Sturza aangeboden. Hier hebben reeds verscheidene schilderijen van eminente juristen een plaats gekregen, bijv. van de Italiaansche professoren Mancini en Gentilis, van den Engelschen jurist Westlake, van den beroemden Franschen rechtgeleerde Renault en van Hugo de Groot.

Rede van den Roemeenschen gezant.

 De gezant zeide het als een genoegen en ’n eer te beschouwen de Academie voor Internationaal Recht, uit naam van de regeering van Roemenië, het portret van Demetre Sturza, die in 1907 minister-president van Roemenië was en zijn land op de tweede vredesconferentie alhier vertegenwoordigde, op deze conferentie den 21en Juli van dat jaar een plan heeft ingediend om een Academie voor Internationaal Recht te stichten.
 Spreker schetste de beteekenis van het plan van zijn beroemden landgenoot, die er van overtuigd was, dat een Academie voor Internationaal Recht tot een rationeele organisatie van den vrede zou bijdragen.
 Tenslotte sprak de heer Pella den wensch uit, dat de Academie door haar arbeid een nieuw tijdperk zal voorbereiden, waarin één recht de verhoudingen tusschen de verschillende landen zal beheerschen: het reoht van den vrede.
 Namens den raad van beheer der Academie heeft jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje, lid van dien raad, het schilderij aanvaard.
 De plechtigheid van de aanbieding van het schilderij werd bijgewoond door de autoriteiten, die aan de lunch van den Roemeenschen gezant hadden deelgenomen en vervolgens door de heeren A. de Bustamente, rechter in het Permanente Hof voor Internationale Justitie, Schaepman, voorzitter, mr. Veengens, secretaris en ir. van Konijnenburg, bestuurslid der vereeniging „Nederland-Roemenië”, door dr. J. ter Meulen, bibliothecaris van het Vredespaleis en voorts door verschillende professoren en een aantal studenten der academie.

Jhr. Snouck Hurgronje aanvaardt het schilderij.

 Jhr. Snouck Hurgronje, het schilderij aanvaardende, hield daarbij een rede, waarin hij o.a. deed uitkomen, dat het voor den raad van beheer der Academie een groote satisfactie was, dit geschenk te aanvaarden. Wij kunnen niet vergeten, zoo zeide spr., zich tot den gezant van Roemenië richtende, wat uw illustre landgenoot voor deze academie heeft gedaan. Sturza was niet alleen een groot staatsman, maar ook een groot publicist, een man van wetenschap en van literaire vorming.
 Dit mooie portret zal een eereplaats in de reeks van schilderijen innemen. Spr. verzocht den gezant aan zijn regeering den diepgevoelden dank van de geheele academie over te brengen voor dit waardevolle geschenk.
 Tenslotte sprak nog de heer James Brown Scott, die zeide, dat oud-minister van Karnebeek en hij de eenige twee overlevenden waren van hen, die aan de Tweede Vredesconferentie van 1907 in den Haag hebben deelgenomen. Spr. gaf daarna een overzicht van het ontstaan der academie, die, zooals hij zeide, elk jaar gedurende den zomer haar deuren voor professoren en studenten van alle landen opent, welke rol, zoo vroeg spr. zich af, zal de academie in de toekomst vervullen?
 De toekomst alleen kan daarop antwoord geven, maar het is sprekers overtuiging, dat de academie haar kader van onderwerpen zal uitbreiden.
 De heer Brown Schott eindigde met het uitspreken van den wensch, dat het de academie goed zou gaan.
 Hiermede was de plechtigheid ten einde.