Haagsche Courant/Nummer 12255/Nog een Dada-middag

Nog een Dada-middag
Auteur(s) Anoniem
Datum Maandag 29 januari 1923
Titel Stadsnieuws. Nog een Dada-middag
Krant Haagsche Courant
Jg, nr ?, 12255
Editie, pg [Dag], tweede blad, [1]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein


STADSNIEUWS.
Nog een Dada-middag.

      Stel u voor, dat op een mooien winterzondagmiddag uw plicht u roept naar een Dadaistische soiree, hetgeen dus beteekent bijna anderhalf uur luisteren naar eenige verspreiders van het beroemde Dada, of wel goedaardige krankzinnigheid.
      Zelfs hij, die meer dan gewone liefde voor zijn vak voelt, zou onder deze omstandigheden wel kregel geworden zijn, ware het niet dat die Dadaisten zóó abnormaal, zóó dwaas deden, dat men na een half uur zijn aanvankelijken tegenzin zag overwonnen en mee moest lachen in het koor van de velen, die gistermiddag het Diligentia-zaaltje vulden en die de nog al hooge entréeprijzen er voor over hadden om dit „geda-as” aan te hooren en zich te vermaken met den onzin, welken men als publieke vermakelijkheid voorzette en die als zoodanig een onmiskenbaar succes had.
      We hebben bij een vorige „vertooning” dezer dames en heeren, reeds een en ander over hun merkwaardige soiree verteld, zoodat er over ’t programma weinig nieuws te vertellen is. Het was weer het oude recept van zotte redevoeringen, doorspekt met gillen, opzeggen van het alphabet van voor naar achter en omgekeerd, dierengeluiden en wat nog meer in het brein van een Dadaist kan opkomen (wat niet gering zou blijken als men alle zotteklap, welke verkocht werd, eens nauwkeurig op kon schrijven) werd afgewerkt, hier en daar nog uitgebreid met muzikale nonsens en een lichtbeeld van een danseres. Dit laatste vooral was merkwaardig. Het bestond uit een mechanisch poppetje, dat om beurten armen en beenen bewoog. Het was den onzin ten top gevoerd op ’n soms zoo hinderlijke wijze, dat men zich af en toe schaamde voor zich zelf en zijn stadgenooten, die naar zooveel gekheid waren komen luisteren. En het publiek? Voor het overgroote deel amuseerde dit zich kostelijk! Het deed zoo nu en dan denken aan kermisgangers, die naar hartelust stonden te werpen op een „vroolijke keuken”. Een verkiezingsvergadering was er niets bij! Hier kon je je hart nog eens ophalen aan interrupties. En of daar gebruik van gemaakt werd! Dames en heeren met namen, die klinken als klokken, lieten zich evenmin onbetuigd als de rest! De gewone Hollandsche ingetogenheid was ver te zoeken! Ja, er waren er zelfs onder het publiek, die zich op dezen middag speciaal schenen te hebben voorbereid en daarom gekomen waren met toetertjes en andere geluidmakende kinderspeelgoederen.
      Het gevolg van een en ander was, dat men zich het grootste deel van den middag in een gekkenhuis waande. Hoe het echter ook zij, het overgroote deel van het publiek amuseerde zich kostelijk, te oordeelen althans naar het gebulder (want lachen kon men het niet meer noemen), dat zelfs de ernstige zaalbedienden van Diligentia zichtbaar uit hun evenwicht bracht. Helaas was er ook een strooming in de zaal, die zich boos maakte over de nonsens, welke geboden werd en die dan ook op echt Dadaistische wijze deze verbolgenheid niet onder stoelen of banken stak, maar op eerlijke en luidruchtige manier er mee voor den dag kwam. De voortgang van de „voorstelling” dreigde daardoor een oogenblik verstoord te worden. De weinig vriendelijke, maar in deze Dadaistische omgeving normaal aandoende woorden „smijt de herriemakers er uit” werden zelfs gehoord. Het lachgrage deel van het publiek en een der Dadaïsten (die aankondigde, dat het niet aan het publiek, maar aan de Dadaisten was om herrie te maken!!!) bracht het onwillige deel aan het verstand, dat men voor onzin was gekomen en dat men dus de volle maat moest geven en krijgen. Daarna kwam Kurt Schwitters, de onverstoorbare jongeman weer fluiten, zingen, gillen en onzin zeggen. Kurt Schwitters was wel de lieveling van het publiek. In het verkondigen van onzin was hij dan ook verreweg de primus! Aan het slot van den middag bereikte de waanzin het toppunt, toen een deel van de aanwezigen riep om een one-step en al Dada-juichend de zaal uithotste.. Onder de aanwezigen waren verschillende tooneeldirecteuren, acteurs en actrices, alsmede ook de heer Henri ter Hall, die allen smakelijk lachten en dapper meehielpen de interrupties naar de Dadaistische hoofden te slingeren, maar die vermoedelijk wel gedacht zullen hebben aan het feit, dat goede kunst en goede amusementskunst voor leege zalen wordt vertoond en dat dergelijke onzin alle plaatsen doet bezet zijn! En als er weer Dada-soriée is, zijn er weer plaatsen te kort, wat jammer is, omdat men de duiten beter in den zak kan houden!!