Handwoordenboek der Grieksche taal/Αγαν

Handwoordenboek der Grieksche taal (1823) door J.T. Bergman
Uitgegeven in Zutphen door H.C.A. Thieme.


  • Αγαν, adv. zeer. Υπεραγαν, boven mate zeer.
    • Αγανακτεω (van αγαν en αγω), fut. ησω, ik betoon, gedraag mij heftig, b. v. 1) van toorn: ik ben vertoornd, kwaad, misnoegd; 2) van smart: ik ben bedroefd, spring op van pijn, ik steun, kerm.
    • Αγανακτησις, εως, η, de ontevredenheid, de droefnis.
    • Αγανακτικος, η, ον, misnoegd, vertoornd, gemelijk.