Heinrich Witte-Wandelgids Bennekom (1902)/14

[ 74 ]
 

XIV. NAAR WAGENINGEN.

(Langs de Dijkgraaf).

 

Vroeger, aan het slot van het tweede hoofdstuk, hebben wij gezegd dat er, behalve de groote grintweg van Bennekom naar Wageningen, nog een andere veel mooiere is, die wij nader zouden leeren kennen.

Dit willen we nu doen. Wij zullen dan tevens in de gelegenheid zijn deze streek ten Westen van het dorp te zien, die wel is waar in pittoreske schoonheid bij de naar het Oosten oploopende omstreken achterstaat, maar toch wel een nadere kennismaking waard is.

Aan het Zuidelijke eind der dorpstraat buigt zich de straatweg een weinig linksaf. Daar, bij den huize Dorpzigt, begint een grintweg rechts; beide deze wegen loopen, voor en achter, een goed eind langs de genoemde buitenplaats.

Wij gaan hier van den straatweg af, den grintweg, de Groene Steeg, op; 't is een breede, harde weg, en waar hij verderop wat losser wordt, toch aan de kanten goed te bewandelen. Tegenover een groote hoeve gaan we voorbij een breeden zijweg, linksaf. Dit is een achterweg, die evenwijdig met den grooten grintweg loopt en daar even voorbij het tolhuis op uitkomt. Wel aan te bevelen voor een kleine wandeling.

Na dien voorbij gegaan te zijn, slaan we rechtsom en komen aan een driesprong, bij een waterkom; aan de beide hoeken staat een huis. Onzen weg vervolgende [ 75 ]gaan we linksom, altijd den breeden weg houdende, langs een hier alleen staande boerderij.

Hier komt men reeds tot de overtuiging dat deze landstreek een heel ander karakter heeft dan die ten Oosten van den grooten weg, welk karakter sprekender uitkomt naarmate wij verder gaan.

Straks komen we weer aan een buiging van den weg naar links, waar de Groenesteeg in de Kielkampsche steeg overgaat, om bijna onmiddellijk daarop weer naar rechts om te buigen.

Er valt van dezen eenzamen weg, meest tusschen weilanden door, niets te zeggen, dan dat hij zeer landelijk is, en gaandeweg meer aan de Hollandsche vlakten dan aan het Geldersche heuvelland herinnert.

Een goed eind verder wordt hij door een anderen weg rechthoekig gesneden; dit is de Bornsche steeg, die in Zuidelijke richting ook naar Wageningen loopt, maar in een achterwijk aldaar uitkomt; we gaan hem voorbij en komen, aan het einde der Plassteeg (zoo heet het laatste gedeelte van dezen rechten weg) aan een brug over een tamelijk breed water, de Dijkgraaf. Hier slaan we natuurlijk linksom.

De wandeling langs de Dijkgraaf biedt meer afwisseling dan men van zulk een langen landweg zou verwachten. Vooreerst heeft men hier water, wat we in lang niet gezien hebben; immers in de hooge Oostelijke streek is daarvan absoluut geen sprake. De pomp uitgezonderd, is Bennekom zoo goed als waterloos. Dan, links en rechts, maar inzonderheid ter rechterzijde, uitgestrekte, frisch groene weilanden, die men allicht hier niet zou zoeken, omzoomd en deels afgewisseld met wilgen en elzenboschjes, en tot achtergrond daarvan den in 't groen gehulden berg, die bij de Grebbe plot[ 76 ]seling afgebroken is, terwijl de toren van Rhenen zich boven het groen verheft.

Zoo komen wij ten laatste aan een huis, links aan den weg, aan de andere zijde der Dijkgraaf staande, die wij hier verlaten om, rechtsaf, de Ooststeeg te volgen.

Gingen we rechtuit, dan zouden we in dezelfde achterbuurt van Wageningen terecht komen, wijl de daareven genoemde Bornsche steeg hierop uitkomt.

De Ooststeeg is niet lang, en hier zien we de hooge boomen van den z.g. Nieuwen weg te Wageningen reeds op korten afstand voor ons.

Niet lang duurt het dan ook of we slaan links om en vermeien ons na een paar minuten in de frissche schaduw van het hooge geboomte.

De Nieuwe weg is een mooie rijweg, met daarnevens een hard wandelpad, ter weerszijden door verscheidene boomrijen begrensd, zoodat men het schier een boschweg zou willen noemen.

Dien weg een goed eind afgewandeld hebbende komen we links aan de Lawiksche allée, aan 't begin van welke een zeer oude, naar men wil historische Lindeboom staat.

Wil men nu den korsten weg naar het station nemen, om per stoomtram naar Bennekom terug te keeren, dan slaat men die alleé in en volgt slechts de rails van den Ooster-stoomtram, die langs het staatsspoorstation loopen; men is er dan in een minuut of tien.

Wij gaan echter, ook langs de rails, rechtuit, en komen spoedig aan het einde der Nudestraat te Wageningen, schuin over het hôtel het Hof van Gelderland terecht, waar de open veranda een aangename rustplaats biedt.

Nu kan men tweeërlei doen: òf Wageningen door[ 77 ]wandelen naar het station, of de wandeling tot de Grebbe verlengen.

We zijn hier nu aan de uiterste Z. Westelijke punt van Wageningen, maar toch nauwelijks een kwartier wandelens van het station verwijderd.

Om daar te komen heeft men slechts de korte Nudestraat en daarna de langere Hoogstraat, de Wageningsche winkelstraat, te volgen, en, na aan het einde daarvan de brug te zijn overgegaan, linksom den breeden Stationsweg te nemen. Dien weg vindt men van zelf.

Met den tram is men in een kwartier te Bennekom terug.

Voor de wandeling uit het dorp langs de Dijkgraaf neme men vijf kwartier, of, langzaam gaande, anderhalf uur; zoodat men, de vertrekuren van den tram nagaande, precies kan bepalen hoe laat men terug zal zijn, wat natuurlijk van eventueel oponthoud afhangt.

Bij heet weer is die open weg op het midden van den dag niet aan te bevelen; maar 's morgens is het een zeer opwekkende wandeling, interessant tevens, omdat hier zoo sterk in 't oog loopt hoe zeer aan de glooiing naar de Geldersche vallei de geheele natuur van karakter verandert.

 

Willen we onze wandeling tot de Grebbe, de grens tusschen Gelderland en Utrecht, voortzetten, wat zeker wel aanbeveling verdient, dan hebben we, van het hôtel het Hof van Gelderland af de tramlijn slechts te volgen; de Utrechtsche straatweg is hier wel aanvankelijk open en zonnig, maar dit duurt niet lang, want spoedig wordt hij tot aan de Grebbe toe een mooie, goed beschaduwde allée, een wandelweg bij uitnemendheid. Aan het einde daarvan heeft men, de brug over[ 78 ]gaande, het bekende en in den zomer zeer gezochte hôtel bereikt.

Van het hôtel uit kan men op en over den Heimerberg of Grebbeberg verscheidene wandelingen maken; wij bepalen ons slechts tot één, immers we beschouwen dit als toegift, daar wij ons tot de omstreken van Bennekom hebben te bepalen, wijl anders dit boekje te grooten omvang zou verkrijgen.

Wij wandelen dan bij voorkeur den grooten weg op, die, linksom buigende, vrij sterk klimt, tot waar hij weer vlak wordt. Daar zien we spoedig, een veel bewandeld pad ter linkerzijde, hetwelk wij volgen en dat ons weldra, rechtsaf, bij de bekende Koningstafel brengt, welke steenen tafel van oud historischen oorsprong is, terwijl omtrent die historie de meeningen vrij wel verschillen.

Maar waaromtrent die zeker niet zullen verschillen, is het prachtige uitzicht, 't welk men van dit hooge punt heeft; in zijn algemeen karakter wel is waar hetzelfde als van den Wageningschen berg, maar toch, wat de bijzonderheden betreft, weer heel anders.

Gaan we, nu we dit mooiste punt kennen, het heuveltje waarop die steenen tafel staat weer af, dan slaan we niet het pad in waar we uit kwamen, maar nemen dat hetwelk genoegzaam recht vóór ons ligt. Een weinig verder loopt dit over het plateau, midden over een vrij uitgestrekt bouwland, aan het einde waarvan wij rechts omslaan, om, na weinige schreden, linksaf door een smallen hollen weg den berg af te dalen. Dit is een steil en zeer geaccidenteerd pad, een echt bandietenpad, in die mate, dat men het later levendig in herinnering zal houden.

We komen nu uit tegenover het hôtel op de belom[ 79 ]merde plaats, waar men bij goed weer in den zomer steeds gezelschap vindt.

Hebben we nu van het wandelen genoeg, dan wachten we den hier langs rijdenden Ooster stoomtram af, en laten ons te Wageningen aan het station afzetten.

Die niet tegen de terugwandeling opzien, kunnen, als ze een anderen weg willen volgen, over den Grebbedijk naar Wageningen wandelen. Dicht bij de stad gaat men dien dan af, en komt bij het hôtel het Hof van Gelderland terecht.

Een mooie dagverdeeling is deze. Men wandelt vóór den middag langs de Dijkgraaf naar Wageningen, om daar in 't hôtel het Hof van Gelderland koffie te drinken. Uitgerust, wandelt men over den dijk, dus langs de rivier, naar de Grebbe. Daar houdt men zich dan zoolang op dat men berekent tegen half vijf aan 't station te zijn. Men is dan te kwart voor vijven in het dorp terug.