BOEK EN KUNST.
Bij de N.V. Uitg. Mij. Prometheus is het 1e Nr. van een nieuw tijdschrift verschenen, dat een groot voorrecht blijkt te hebben boven andere, namelijk dat van artikelen in kort bestek en verzorgden, geconcentreerden vorm. Het tracht, uit den chaos van publicaties en gebeurtenissen, den lezer het meest waardevolle, in zoo weinig mogelijk woorden, ter overdenking voor te zetten, hem nader te brengen tot wat beeldende kunstenaars scheppen en hem mede te doen leven met wat de schouwburg biedt. Boek en Kunst staat onder redactie van Wilhelm Loeb en F. M. Huebner, en vraagt den abonné slechts den geringen prijs van ƒ1.50 per jaar. In het 1e Nr. schrijft F. M. Huebner over Het Boek en De Mensch; en zegt daarin o.a., „de schurk en de heilige leeft in ieder mensch, en het gebied, schurk of heilige te zijn, wordt niet door de beschaving, niet door het weten afgebakend”. Wies Moens heeft hier een Gedicht uit een juist verschenen bundel Landing. Jan Wils schrijft over Bouwkunst en Mode, en resumeert: „Met de oude wereld gaat de oude kunst ten onder, nog hoonlachend zich sterk wanend en als levenssterk teeken van het nieuwe openbaart zich een kunst, die, in stilte geboren, van dag tot dag in volheid van kracht toeneemt”. Interessant is een Facsimile met portret van Georges Duhamel. André Gide, in Sur l’Art de Dostoievsky (fragment uit zijn juist verschenen boek) wijst er op, dat in diens romans „les plus objects sont plus près du royaume de Dieu que les plus nobles”. Roger Avermaete geeft een Inleiding tot de Belgische Letterkunde sedert den oorlog, en R. P. Sterkenburg zegt weinige, maar ware woorden bij de novelle Zwang van Stefan Zweig. G. H. Pannekoek Jr. houdt een lezenswaardige beschouwing over Het Geïllustreerde Boek in Nederland. W. van der Kloot Meyburg geeft het inleidend woord van zijn boekje over De Nieuwe Kerk te Delft. Wilhelm Loeb houdt een korte bespiegeling over Theater, en heeft den moed daarbij te constateeren: „De laatste tooneelperiode was voor al onze gezelschappen — Comoedia en Het Schouwtooneel uitgezonderd, die dit dan in het komende seizoen zullen moeten bewijzen — een absoluut fiasco en débâcle.” Notities over Boeken besluit dit met keurige houtsneden verluchte nummer van een nieuw tijdschrift dat een heugelijke verschijning kan worden genoemd, omdat de inhoud zoo geconcentreerd en toch veelzijdig is.
H. B.
|