Dada. – J. V. L. schrijft in de „N. R. Ct.”:
„Weten de Dadaïsten zelf eigenlijk wel wat „Dada” beteekent?
In een boekje „Wat is Dada?” tracht Theo van Doesburg ons een verklaring van dit nieuwe „isme” te geven, maar eindigt met de vraag „Weet je nù wat Dada is?” De vraag komt echter boven „Zou hij het zelf wel weten?” En dan kunnen we, geloof ik, met overtuiging „neen” zeggen.
In een boek van Jakob Bosshart „Ein Rufer in der Wüste” staat dat bij een groot theosoof boven alle deuren, in gouden letters geschreven, de woorden „Da Da Da” stonden. Het is bij nader onderzoek gebleken dat deze woorden „da, da, da” de afkorting zijn van een Hindoesch spreekwoord „Dâmyata, datta, dayadhvam”, hetwelk beteekend „Bezwingt euch, gebt, seid gütig.”
Het vermoeden rijst echter dat de Dadaïsten dit spreekwoord, waarvan toch op zijn minst de naam van hun strooming zal zijn afgeleid, niet kennen.
Want zouden de Dadaïsten dan niet meer trachten zich naar de voorschriften van hun leer te gedragen en vooral het eerste gedeelte „bezwingt euch” in toepassing te brengen?”
Wij hadden altijd gedacht, dat „Dada” kwam van het eerste kinderstamelen, den „Urlaut”.
De waarheid van bovenstaande verklaring lijkt ons dan ook, op z’n minst genomen, zeer twijfelachtig. Want een Dadaïst, die volgens de bovengenoemde regels zou leven, ware zeker geen Dadaïst!
|