Het Vaderland/Jaargang 46/Nummer 23/Ochtendblad/Nederlandsche officieren in Albanië

Het Vaderland, woensdag 28 januari 1914

‘Nederlandsche officieren in Albanië’ door een anonieme schrijver, Ochtendblad, [p. 1].

[ 1 ]

NEDERLANDSCHE OFFICIEREN IN ALBANIË.

De Minister van Buitenlandsche Zaken, heeft een antwoord ingezonden op de vragen, den 16n dezer door het Kamerlid, den heer Marchant, gedaan betreffende het optreden van Nederlandsche hoofdofficieren als leiders van een militaire politiemacht in Albanië.
De heer Marchant heeft gevraagd of de berichten hieromtrent in de ochtendbladen van 16 dezer juist zijn; zoo ja, krachtens welke bevelen die officieren aldus optreden, en voorts of de Nederlandsche Regeering aan deze officieren, sedert de mededeelingen door den Minister in de Tweede Kamer op 3 Dec. jl. gedaan, een nieuwe opdracht heeft gegeven of hen uit het Nederlandsche legerverband heeft ontslagen; en zoo niet, of de Regeering maatregelen heeft genomen om overschrijding van de gegeven opdracht voor het vervolg te voorkomen.
De Minister heeft het volgende geantwoord:
Op verzoek der Internationale Commissie van Contrôle te Valona — een verzoek, dat bevestigd werd door de diplomatieke vertegenwoordigers alhier der zes betrokken Mogendheden — heeft kolonel, thans generaal-majoor, De Veer den 20n December jl., na dezerzijds bekomen machtiging de voorloopige leiding der Albaneesche gendarmerie op zich genomen, voor zooveel betrof dat gedeelte van Zuid-Albanië, dat door de Grieksche bezetting ontruimd zou worden. Uitdrukkelijk werd evenwel aan die machtiging de voorwaarde verbonden, dat zij slechts voorloopig zou wezen en in geenen deele zou praejudicieeren op de definitieve beslissing ten aanzien van de organisatie en leiding der Albaneesche gendarmerie door Nederlandsche officieren.
Zoodanig actief optreden — zij het ook voorloopig en op een beperkt gebied — bracht intusschen wijziging in het karakter der opdracht door Hr. Ms. Regeering aanvankelijk aan de heeren De Veer en Thomson verstrekt, welke opdracht zich bepaalde tot een voorbereidend onderzoek.
De Regeering heeft derhalve gemeend te moeten goedkeuren, dat die beide officieren en de hun inmiddels toegevoegde 2e luit. Mallinckrodt tijdelijk ophielden Nederlandsche officieren te zijn. Ingevolge hun verzoek is hun dan ook machtiging verleend om voor hoogstens drie jaar in Albaneeschen krijgsdienst te treden en zijn zij tijdelijk uit onzen militairen dienst eervol ontslagen.