DADA.
Gisteren heeft ook Utrecht zijn grooten dada-avond gehad door het optreden van Kurt Schwitters, Theo van Doesburg, en mevr. Petro van Doesburg. De groote zaal van het Gebouw v. Kunsten en Wetenschappen was geheel gevuld, voor een zeer groot deel met leden der Almamater. De uitvoering was gelijk aan die in den Haag en Amsterdam. De studeerende jongelingschap had zich ook geoefend in het uitstooten van dergelijke klanken. Er waren er die kraaiden als een haan, terwijl de anderen niet onverdienstelijk de minneliederen van zekere dieren in Maart ten beste gaven. Het publiek was er geheel in en leefde in alle opzichten met de schitterende kunstuitingen mede. Een der aanwezigen bood met een dadaïstisch getinte toespraak een bloemstuk aan, dat in zijn vormen en door zijn samenstelling ook bijzonder sterk aan dada deed denken. Het publiek juichte geestdriftig en brulde: lang zal zij leven in de gloria!
Het leven nam nu hand over hand toe en mevr. van Doesburg verklaarde toen dat men de rollen zou omkeeren en toeschouwers zou worden. Het rumour luwde en iemand uit het publiek deelde mede dat de uitvoering zou worden voortgezet als men zich wat rustiger hield. De aanbieding van het bloemstuk, dat inmiddels door de zaal was gesjouwd en op het balkon geheschen, zou meer in het kader van dezen avond zijn geweest als de aanbieding op een andere wijze had plaats gevonden.
Na de pauze werd de uitvoering afgewisseld door Maartsche katten-geluiden „oe, oe en andere kunstuitingen van Kurt Schwitters en het publiek. Het einde kwam als een nachtkaars die uitging. De aardigheid scheen er af; het publiek had voldoende genoten van dezen eersten grooten Dada-avond.
|