Joseph Cuypers vermeld als Josef Cuypers, Jos Klijnen als J. Klijnen, Hendrik Petrus Berlage als Berlage, Pierre Cuypers als P.J.H., Pierre Cuypers jr. als Pierre, Eugen Gugel als Gugel
Eindelijk weten we hoe oud Josef Cuypers is. Zijn eerste werk ligt al in een ver verschiet en de maker moest dus wel flink op jaren zijn, maar zijn groote bewegelijkheid, zijn lenigheid en vlugheid van denken, het meeleven met allen en de belangstelling voor alles deed het vermoeden van den juisten leeftijd weer geheel verdwijnen.
Aldus J. Klijnen in Bk. Wkbl. Architectura over ir. Josef Cuypers die van daag 70 jaar is.
Er hangt om de figuur van Josef Cuypers een eigenaardig waas. Hij is overal en nergens. Men kent hem en men kent hem niet. Zijn persoonlijkheid heeft iets onpersoonlijks. En hiermede zitten we midden in de moeilijkheid voor de juiste waardeering van zijn architectonisch werk.
Met de omzetting van alle waarden in de samenleving, die juist bij het naar voren treden van Josef Cuypers langzaamaan begonnen was, is dunkt mij bij deze de twijfel aan de duurzaamheid der traditioneele vormen gerezen, al bleef de luister der Gotiek ook hem inspireeren. Want zijn zorg bij de keuze van materiaal voor de juiste kleur- en stofuitdrukking, voor de soepelheid der vormovergangen, het laten groeien in en uit de omgeving, het mijden van elken kreet en het geheel vrij zijn van somberheid zullen hem blijven typeeren.
Maar hij zag of voorvoelde het komende eigen leven van een ander tijdsgewricht, het vergaan van oude en het ontstaan van nieuwe gevoelens. Alle vormen der traditie, die hij toepaste, ondergingen wijzigingen, dikwijls lang niet ten goede, maar altijd met den wil ze levend te houden, en ook nimmer werd een bepaalde vormgeving ten koste van het rationeele doorgezet.
En altijd heeft hij vitaliteit genoeg om anderer nieuwigheden niet maar mir nichts dir nichts te verwerpen, al zal hem de zekere armoede en hardheid van het nieuwere niet ontgaan.
Josef Cuypers heeft voor zijn doen betrekkelijk veel gebouwd. Zijn kansen waren ongemeen groot; hij heeft die nooit uitgebuit. Zijn voornaamste werk blijft de kathedraal van Haarlem. Zijn leven door is hij daarmee verbonden. De laatste bouw der torens vertoont een ander karakter dan de rest. Zij zijn vooral veel forscher en men voelt de aandacht waarmede zij ontworpen zijn en den durf voor het conflict met den koepel. Uit de aanvaarding van het conflict spreekt de groote liefde voor het werk.
Zijn minste werk is de effectenbeurs te Amsterdam. Voor hem een hachelijke opdracht. Zeer zeker heeft Berlage ook een beurs gebouwd en dat is waarachtig geen gering werk geworden. Maar Berlage stelde de opdracht in dienst van zijn idee, van zijn nieuwe geloofsbelijdenis als architect, terwijl Cuypers zijn werk in dienst stelde van het bedrijf.
In het algemeen kan men in het werk van Josef Cuypers de mentaliteit van den opdrachtgever herkennen. Het Jesuïtencollege te Amsterdam b.v. is daarom zoo goed geslaagd, omdat de geest en stemming der bewoners, ook door hem volkomen werden aangevoeld.
Zoo zijn ook vooral de kerken te Bussum en te Schimmert in Z.-Limburg voortreffelijk. Door de sfeer van het interieur zullen deze tot de allerbeste van dezen tijd gerekend blijven.
Eenig is Josef Cuypers bij zijn werkzaamheden in commissies, dus als lidmaat eener kleine collectiviteit. Dan zijn er maar weinigen, die hem evenaren in veelzijdigheid van parate kennis en kunde als architect en constructeur.
Luistert men dan goed, dan merkt men hoe precies hij b.v. een kanaal-, weg- of boomprofiel heeft waargenomen, hoe zuiver hij de verschillende lichtwerkingen in diverse streken gadesloeg en onderging. Dan komt zijn inzicht in quaestie, die zijdelings de archilectuur raken – maar van groot belang ervoor zijn – al heel sterk naar voren.
Wie kent als hij de verschillende mentaliteiten van de lagen der bevolking en der leeftijden? En wie blijft zoo open staan voor de wenschen van die allen? Dan vergeet hij zichzelf geheel. Om dàt te kunnen moet men bevrijd zijn van eerzucht, geldzucht, machtzucht en andere onmatigheden.
Op zijn zeventigsten verjaardag staat Josef Cuypers nog in het volle licht; op hem valt geen schaduw. Van wie onzer kan of zal men het zeggen?
10 Juni 1861 te Roermond geboren, studeerde Jos Cuypers te Delft, en verwierf in 1883 zoowel het diploma als bouwkundig als dat van civiel ingenieur. Natuurlijk werkte hij veel samen met zijn vader, den grooten P. J. H., dien hij o.a. bijstond bij den bouw van het kasteel Haarzuylens.
Zijn hoofdwerk is Haarlems nieuwe St. Bavo, waarvoor 15 Juni 1895 de eerste paal is geslagen, en welke 25 Februari 1906 in gebruik werd genomen, zonder torens. Aan den torenbouw is l November 1927 begonnen en 27 Juli 1930 zijn ze opgeleverd. Met de voltooiing van deze kathedraal is dus ruim een kwart eeuw gemoeid geweest.
Van zijn verdere kerken noemen we die in Rangoon, welke speciaal in Europeesche gothiek moest worden gebouwd, waar Cuypers niets voor voelde, die in Oegstgeest, Zoeterwoude, Ginniken, Breda, Steenbergen, Den Bosch, Schimmert, Dongen, Beverwijk, de St. Antonius Abt te Scheveningen en de kerk te Bussum, beide met medewerking van zijn zoon Pierre.
Jos Cuypers die in 1895 waarnemend architect van het Rijksmuseum werd en sinds den dood van zijn vader adviseur ervan is, volgde zijn vader in 1897 op als leeraar aan de Rijksnormaalschool voor teekenonderwijzers en de Kunstnijverheidschool; welke functies hij reeds lang heeft neergelegd. Hij restaureerde het stadhuis in Franeker, kerken te Arnhem en Oldenzaal en vele andere, heeft ook landhuizen, scholen en fabrieken gebouwd, ook (met Jan Stuyt) de Boerhaavekliniek in Amsterdam. Hij heeft het uitbreidingsplan van Maastricht ontworpen en medegewerkt aan het Gewestelijk plan voor Zuid-Limburg. Want sinds 1915 woont hij niet meer te Amsterdam doch te
Roermond, waar hij sinds zijns vaders dood de leiding heeft van de bekende ateliers Cuypers.
Toen prof. Gugel medewerkte op de Polytechnische School te reorganiseeren in Technische Hoogeschool, werd Cuypers aangezocht voor een hoogleeraarszetel. Maar hij gaf er de voorkeur aan, over zijn vrijheid van beweging geheel voor de bouwpraktijk te beschikken.
Sedert 1890 nam hij een werkdadig aandeel in de redactie van Architectura, het Gildeboek van St. Bernulphusgilde en de „Mededeelingen” van de Alg. R.K. Kunstenaars Vereeniging. Hij is 10 jaar secretaris en 10 jaar voorzitter van den Bond van Ned. Architecten geweest en neemt nog in de internationale architectengeneratie een belangrijke plaats in.
De 70-jarige is officier in de orde van Oranje-Nassau en ridder in de orde van den H. Gregorius den Groote.
Cuypers heeft zich aan een voorgenomen huldiging onttrokken doordat hij naar het buitenland is gegaan.