Historia Ecclesiastica gentis Anglorum/Boek II

   Werk in uitvoering
Aan dit artikel wordt de komende tijd nog (druk) gewerkt.
Boek I Historia Ecclesiastica gentis Anglorum door Beda

Boek II

Boek III
Vertaling Jan D. Berends, 2008

14 bewerken

KONING EDWIN EN ZIJN VOLK WORDEN CHRISTENEN; PAULINUS DOOPT HEN.
[A.D. 627]

Dus ontving koning Edwin in het 11e jaar van zijn bewind, dat is in het jaar 627 van de menswording onzes Heren en ongeveer het 180ste jaar nadat de Engelsen daadwerkelijk naar Brittannië kwamen, met al zijn edelen en een groot deel van zijn volk, de heilige doop der wedergeboorte. De doop vond plaats in Eburacum[1] op de heilige Paasdag, de dag voor de iden van april[2] in de kerk van de apostel Petrus, haastig door de koning van hout in elkaar getimmerd toen hij nog catechisatieles kreeg voor de doopplechtigheid. In dezelfde stad werd aan zijn leraar en bisschop Paulinus de bisschopsstoel gegeven.
Zodra de doop voltrokken was zorgde hij, geïnstrueerd door dezelfde Paulinus, ervoor dat op dezelfde plaats een groter en luisterrijker kerkgebouw van steen werd gesticht, zodanig dat zij in het midden het bedehuis, dat hij eerder had gebouwd, omsloot. Ter voorbereiding legde hij daarom, rondom de voormalige kerk, een vierkant fundament om een basiliek te bouwen. Echter voordat de muren de vereiste hoogte hadden bereikt, werd de koning lafhartig vermoord, het project aan zijn opvolger Oswald latend om het te voltooien.
Voorts verkondigde Paulinus, gewaardeerd en geliefd door deze koning, de daarop volgende zes jaar tot 't eind van zijn bewind, in dat gebied het woord Gods en allen, die geloofden voorbestemd te zijn voor het eeuwige leven werden gedoopt, waaronder Osfried en Eadfried, zonen van koning Edwin,[3] die beiden waren geboren, toen hij in ballingschap leefde, uit Quoenburga[4], dochter van Cearl,[5] koning der Mercianen. Vervolgens werden de andere kinderen van hem, verwekt bij koningin Æthelburg gedoopt: de dochters Ethelhun en Ethelthryth en een andere zoon Wuscfrea, de eerste twee werden nog in hun doopjurk gekleed uit het leven weggerukt en begraven in de kerk van Eburacum. Ook Yffi de zoon van Osfried en niet weinig andere edele en koninklijke mannen werden gedoopt. Men zei dat er toen onder de Northumbriërs zoveel enthousiasme voor het geloof en de zaligmakende doop was, dat op een zeker moment Paulinus met de koning en de koningin in het koninklijke domein, dat Adgefrin heette[6] kwam, hij 36 dagen bij hen bleef, druk in de weer met catechiseren en dopen. Hij was al die dagen, vanaf de vroege ochtend tot de vespers, met niets anders bezig dan het heilbrengend Woord van Christus aan het volk, dat van alle dorpjes en plaatsen was toegestroomd, te verkondigen en hen na het onderricht, ter reiniging en vergeving der zonden, in de nabije rivier de Glen te dopen.
Onder de opeenvolgende koningen raakte het landgoed ontvolkt en werd er op die plek een ander, Melmin genaamd, voor in de plaats gebouwd.
Paulinus was weliswaar gewend hier in het koninkrijk Bernicia te logeren maar hij doopte ook vaker bij de koning van Deira in de rivier de Swale, die langs het dorp Cataractum[7] stroomde.

Bij het allereerste begin van de Kerk konden hier weliswaar nog geen bedehuizen of doopkapellen worden gebouwd. Niettemin bouwde hij in Campodonum[8], waar toen nog een koninklijk domein was, een godshuis dat weldra door de heidenen, die koning Edwin hebben vermoord samen met het gehele domein platgebrand zou worden. Ter vervanging daarvan bouwden latere koningen in het gebied voor zichzelf een landgoed, dat Loides heette. Het altaar, dat van steen was, ontsnapte evenwel aan het vuur en doet tot op de dag van vandaag dienst in het klooster van de zeereerwaarde abt en priester Thrydwulf, in het woud van Elmet.

20 bewerken

EDWIN VERSLAGEN, PAULINUS KEER TERUG NAAR KENT, EN WORDT IN HET DIOCEES VAN ROCHESTER BENOEMD

Edwin leidde 17 jaar, op een werkelijk eervolle wijze, gelijktijdig het Engelse en het Britse volk en diende daarvan, zoals vermeld, zes jaar in het koninkrijk van Christus.
Caedwalla koning der Britten rebelleerde tegen hem met behulp van Penda, een vastberaden man uit het koninklijk geslacht der Mercianen, die sindsdien 22 jaar met wisselend succes over zijn volk regeerde.
Een zware veldslag werd op de vlakte, die Haethfelth werd genoemd, uitgevochten. Edwin sneuvelde op de vierde iden van oktober[9]in het jaar 633 van de menswording van de Heer, op de leeftijd van 68 jaar; al zijn manschappen werden of gedood of op de vlucht gejaagd. Eén van zijn zonen, Osfried een krijgshaftige jongeling sneuvelde in dezelfde oorlog voor Edwin. Noodgedwongen moest Eadfried, een andere zoon van Edwin, aan koning Penda worden uitgeleverd en kort daarop, ondanks een onder ede bezworen garantie, tijdens het bewind van Oswald vermoord.

In die tijd werd het grootste bloedbad onder het christelijke oftewel het Northumbrische volk aangericht. Voornamelijk omdat één van de verantwoordelijke krijgsheren een heiden en de andere barbaar een bekeerde heiden was. In zo verre dat Penda met het hele Merciaanse volk afgoden vereerden, en er de naam van Christus werd geloochend. Caedwalla, hoewel in naam een Christen die belijdenis had gedaan, was toch in hart en ziel zo'n echte barbaar dat hij vrouwen noch onschuldige jonge kinderen spaarde, en met werkelijk totale wreedheid hen op beestachtige wijze liet dood martelen. Voor lange tijd ging hij rondzwervend in heel Northumbrië als een beest te keer, vast besloten de hele Engelse natie definitief uit Brittannië weg te vagen. Noch toonde hij enig respect voor de Christelijke godsdienst, die bij de Engelsen begon op te komen. Immers tot op heden is het traditie onder de Britten, het geloof en de godsdienst van de Engelsen voor onbeduidend te houden en zelfs net zo weinig met hen om te gaan als met de heidenen.
Vervolgens werd het hoofd van koning Edwin naar Eboracum gebracht en later geplaatst in het portaal van de heilige paus Gregorius, van wiens discipelen Edwin het Levenswoord had aanvaard, van de Sint-Pieter de Apostelkerk, die hijzelf gebouwd had maar, zoals we eerder hebben uiteengezet, door zijn opvolger Oswald is voltooid.

Chaos dus in de Northumbrische zaken. Er restte in deze crisis, zonder hulp van buiten, duidelijk niets anders dan te vluchten. Paulinus ontfermde zich over koningin Ethelberga, die hij eerder naar Northumbië had begeleid en keerde per schip met haar terug naar Cantium, waar hij met veel eer door aartsbisschop Honorius en koning Eadbald werd ontvangen.
Vervolgens werd zij begeleid door Bassus, een sterke ridder van koning Edwin, die Eanfleda en Wuscfrea, een dochter en zoon van Edwin, samen met Yffi, de zoon van Osfried, de zoon van Edwin bij zich had. Uit angst voor Eadbald en Oswald stuurde hun moeder hen naar Gallië om te worden grootgebracht door koning Dagobert, die een vriend van haar was. Daar stierven ze beiden op jonge leeftijd en werden, met het eerbetoon prinsen en onschuldige kinderen in Christus waardig, naast elkaar in de kerk begraven.
Bassus bracht ook kostbare spullen van koning Edwin met zich mee, waaronder een groot gouden kruis en een aan de altaardienst gewijde gouden kelk, die nog steeds in de kerk van Cantium bewaard en tentoongesteld worden.

Zijn kerk in Eboracum had Paulinus evenwel aan diaken Jacobus overgelaten, een beslist kerkelijke en heilige man, die sedertdien veel aan het behoud van de kerk heeft bijgedragen. Van het dorp, dicht bij Cataract, waar hij meestal verbleef en dat nu nog zijn naam draagt, redde hij door onderwijzen en dopen velen van de door de oude Vijand gemaakte krijgsbuit. In die tijd was hij zeer bedreven in kerkzang, nadat de vrede in het gebied hersteld was en het aantal was gelovigen gestegen werd hij leraar kerkzang, overeenkomstig de zangwijze van de Romeinen en de Cantiummers die velen begonnen te volgen. Bejaard en vol der dagen[10] werd Jacobus, zoals in de Schrift staat, verzameld tot zijn vaderen.[11] (Latijnse Versie)

  1. Eburacum of Eboracum was in de Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen de Latijnse naam voor York.
  2. De dag voor de iden van april - 12 april, berekening Paasdatum.
  3. Osfried sneuvelde bij Hatfield, waar Eadfried werd gevangen genomen door Penda en later gedood.
  4. koningin Æthelburg van Kent.
  5. Cearl van Mercia.
  6. De plaatsnaam Gefrin, een Brythonische naam die ‘geitenheuvel’ betekent, leeft voort in het huidige Yeavering.
  7. Cataractum (Cataractonium) - Catterick.
  8. Campodonum - Slack, bij Huddlesfield.
  9. De vierden iden van oktober - 12 oktober.
  10. Jeremía 6 : 11, Statenvertalingen.
  11. 2 Koningen 22 : 20, Statenvertaling.
 
 
Dit bestand heeft de licentie Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands. In het kort: het staat u vrij het bestand te verspreiden en een afgeleid werk aan te passen, zo lang als u de naam vermeldt van zijn auteur(s) of rechthebbende(n). Officiële licentie