Historia Ecclesiastica gentis Anglorum/Boek IV

   Werk in uitvoering
Aan dit artikel wordt de komende tijd nog (druk) gewerkt.
Boek III Historia Ecclesiastica gentis Anglorum door Beda Venerabilis

Boek IV

Boek V
Vertaling Jan D. Berends, 2008

23 bewerken

OVER HET LEVEN EN DE DOOD VAN ABDIS HILDA.

[A.D. 680]

In het daarop volgende jaar, dat is in het jaar van de menswording onzes Heren 680, verliet op 17 november de vroomste dienares van Christus, abdis van het klooster dat Streaneshalch[1] wordt genoemd, deze aarde op de leeftijd van zesenzestig jaar; waarvan zij de eerste drieëndertig jaar op de meest edele wijze in het wereldse kleed doorbracht; en nog edeler de overblijvende helft van haar leven in het klooster wijdde aan onze Heer, om na vele hemelse werken op aarde te hebben gedaan, de beloning van het hemelse leven te ontvangen. Als dochter van Hereric, neef van koning Edwin, was ze van edele geboorte. Met deze koning omarmde ze, door de prediking van Paulinus, de eerste bisschop der Northumbriërs, geloofd zij zijn gedachtenis, het geloof en de mysteries van Christus en behield dat zuiver tot ze in de hemel voor zijn aangezicht verscheen.

Toen ze enige jaren aan dit klooster leiding had gegeven, helemaal gericht op het vestigen van vaste regels, gebeurde het dat ze besloot een klooster te bouwen of te hervormen op een plaats de Streaneshalch genaamd. Dit werk werd door haar voortvarend uitgevoerd want dit klooster werd onder hetzelfde regiem geplaatst zoals ze bij het vorige had gedaan en onderwees er strikt respect voor gerechtigheid, vroomheid, deugdzaamheid en andere deugden in het bijzonder vrede en liefdadigheid, zodat naar het voorbeeld van de eerste kerk, niemand rijk of arm was; al het bezit was gemeenschappelijk eigendom en niemand had privé bezit. Haar behoedzaamheid was zo groot dat niet alleen eenvoudige mensen maar zelfs koningen en prinsen, bij gelegenheid haar raad vroegen en kregen. Zij verplichtte degenen die onder haar dienden zoveel mogelijk het voorlezen van de Heilige Schrift bij te wonen en werken van rechtvaardigheid te beoefenen, zodat velen geschikt werden bevonden voor kerkelijke taken en het priesterschap.

Kortom: later zagen we vijf bisschoppen van dat klooster komen, en allen mannen van indrukwekkende deugdzaamheid en heiligheid. Hun namen waren Bosa, Ætla, Oftfor, Jan en Wilfried. We hebben al eerder opgemerkt dat de eerste van hen tot bisschop van Eboracum[2] werd gewijd, van de tweede is vermeld dat hij tot bisschop in Dorchester werd benoemd. Over de laatste twee zullen we later nog vertellen als Jan tot bisschop in Hagulstad en Wilfried in Eboracum worden gewijd. Van de middelste kunnen we nu vertellen, dat hij in beide kloosters van Hilda zich toelegde op het lezen van en zich overgaf aan de Schrift. In het verlangen naar een grotere volmaaktheid ging hij naar Cantium[3] om zich bij Theodorus., gezegend zij zijn gedachtenis, te voegen. Nadat hij meer tijd had gewijd aan het bestuderen van de sacrale studies besloot hij naar Rome te gaan, dat in die tijd als een daad van grote verdienste werd beschouwd. Na terugkeer in Brittannië ging hij naar het gebied van de Hwicce, waar koning Osric toen regeerde, hij bleef daar een lange tijd om het Woord van het geloof te prediken en het voorbeeld van een heilig leven te geven aan allen die hem zagen en hoorden.
Rond die tijd was Bosel in dat gebied benoemd, die kon door zijn slechte gezondheid zijn bisschoppelijk ambt niet uitoefenen, daarom werd Oftfor met algemene instemming in zijn plaats tot bisschop gekozen en op last van koning Æthelred[4] door Wilfried gewijd, gezegend is zijn voortreffelijke herinnering, die toen bisschop van de Midland Angelen was, omdat aartsbisschop Theodorus al was overleden en er nog geen andere bisschop in zijn plaats was benoemd. Voor de genoemde man Gods Bosel, was Tatfried, een zeer vaardige en geleerde man met een excellent karakter en van hetzelfde klooster, bijna tot bisschop in dit gebied gekozen, maar voordat hij benoemd kon worden werd hij onverwacht aan het leven ontrukt.

Deze vooraanstaande dienares van Christus en abdis, Hild, die door iedereen die haar kende wegens haar opvallende piëteit en gratie gewoonlijk moeder werd genoemd, was niet alleen voor iedereen, die in haar klooster woonde een voorbeeld van een rechtschapenheid, maar bood gelegenheid tot bekering en redding van velen die verderaf woonden en door haar faam, van vruchtbare ijver en deugdzaamheid, werden bereikt.
De droom van haar moeder Bregusuid, tijdens Hilda's kindertijd, diende vervuld te worden. In de tijd dat haar man Hereric onder de Britse koning Cedric in ballingschap leefde en vergiftigd werd, droomde zij dat hij plotseling van haar weggevoerd werd en dat ze zorgvuldig naar hem had gezocht maar geen teken van hem kon vinden, maar na zorgvuldig zoeken vond ze een kostbare halsketting onder haar kleed, die toen ze er goed naar keek zo'n licht uitstraalde, dat het gans Brittannië met zijn bekoorlijke schittering verlichtte. Deze droom werd ongetwijfeld waarachtig in haar dochter vervuld, wier leven niet alleen een lichtend voorbeeld was voor haarzelf maar voor velen die goed wilden leven.

Toen ze dit klooster vele jaren had geleid, behaagde het Hem, die in onze verlossing voorziet, haar heilige ziel met een langdurige ziekte te beproeven, zodat naar het voorbeeld van de apostel,[5] in lichamelijke onvolmaaktheid haar deugdzaamheid zou vervolmaken. Door koorts getroffen raakte ze uitgeput door de verterende gloed, zes onafgebroken jaren leed ze hieraan en al die tijd verzaakte ze niet haar Schepper te danken en publiek en privé de aan haar toevertrouwde kudde te onderwijzen. Door haar eigen voorbeeld maande ze een ieder, zolang in goede gezondheid, de Heer gehoorzaam te dienen en Hem daarvoor, bij tegenspoed of een ziekte te danken. In het zevende jaar van haar ziekte, sloeg de kwaal naar binnen en naderde ze haar laatste dag. Bij het kraaien van de haan ontving ze het viaticum.[6] Ze riep de dienaressen van Christus, die in hetzelfde klooster waren op de vrede van het evangelie onder elkaar en met alle anderen te bewaren. Ze zag, terwijl ze haar toespraak ter aanmoediging nog uitsprak, verheugd de dood tegemoet; immers om met de woorden van de Heer te spreken: Zij reisde van de dood naar het leven.

Dezelfde nacht behaagde het de almachtige God, haar dood in een ander verderop gelegen klooster, dat zij ook in hetzelfde jaar had gebouwd, en Hacanos[7] heet, in een duidelijk zichtbaar visioen te openbaren. Er was in hetzelfde klooster een non, Begu genaamd, die meer dan dertig jaar haar maagdelijkheid aan de Heer had gewijd en Hem in het klooster had gediend. Toen deze non in het dormatorium[8] van de zusters lag uit te rusten, hoorde zij plotseling in de buitenlucht het vertrouwde gelui van een klok, die gewoonlijk de zusters opriep voor de sermoenen als één van hen uit deze wereld was weggeroepen. Ze opende haar ogen en meende te zien dat het dak van het huis was verdwenen en een van boven uitgestort licht vulde de gehele omgeving. Terwijl ze intensief naar het licht keek, zag ze in datzelfde licht duidelijk de ziel van voornoemde vrouwe Gods, door engelen begeleid en gedragen, wegevoerd worden naar de hemel.
Wakker geworden zag ze de andere zusters rondom haar liggen en begreep ze, dat ze of in haar slaap of in haar geest een visoen had gezien. Ontzet van angst stond ze op en rende tot tranens toe geroerd naar de maagd Frigyd, die toen bij afwezigheid van de abdis het klooster leidde. Buiten adem en met natte wangen vertelde ze gezien te hebben dat abdis Hild, moeder van hen allen, zojuist deze wereld had verlaten, en dat zij in een grandioos licht, begeleid door engelen, naar het eeuwige huis van het licht en de gemeenschap der heiligen was gevaren.
Dit van Begu horende maakte Frigyth alle zusters wakker, riep hen in de kerk bij elkaar en spoorde ze, voor Hilde's zielenheil, aan tot psalmgezang en gebed. De rest van de nacht zouden de zusters tezamen waakzaam doorbrengen. Bij het eerste ochtendgloren kwamen fraters, van de plaats waar Hild was gestorven, om hen haar overlijden te melden. Maar de zusters reageerden door te vertellen dat ze al de hoogte waren; en samen bespraken ze de situatie over hoe en wanneer ze het te weten waren gekomen. Zo bleek dat het uur van haar overlijden in de openbaring van het visioen gelijk was aan dat van haar heengaan, zoals beschreven door de fraters.

(Latijnse Versie)

  1. Whitby.
  2. York.
  3. Kent.
  4. Æthelred van Mercia.
  5. Paulus II Korinthe 12:7.
  6. Viaticum is een onderdeel van het sacrament der stervenden.
  7. Hackness.
  8. Dormatorium, slaapverblijf in een klooster.
 
 
Dit bestand heeft de licentie Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands. In het kort: het staat u vrij het bestand te verspreiden en een afgeleid werk aan te passen, zo lang als u de naam vermeldt van zijn auteur(s) of rechthebbende(n). Officiële licentie