I.K. Bonset/Archachitektonica
Archachitektonica | |
Auteur(s) | I.K. Bonset |
Datum | [juni] 1922 |
Titel | Archachitektonica |
Tijdschrift | Mécano |
Jg, nr, pg | [1], Blue, Blauw, Blau, Blue, z.p. |
Genre(s) | Dada |
Brontaal | Nederlands |
Bron | Wikimedia Commons |
Auteursrecht | Publiek domein |
ARCHACHITEKTONICA (Inscriptie voor het museum van Dr. Berlage te ’sGravenhage) (zéér snel) hoort hoort hoe de architektonische zwanen hun zang zingen in de vijvers waarin drijven de débris van Moorsche romaansche gothische Barokkerococcostijlen nestelen de luchtboogrudimenten (met en zonder staart) niet al het ongedierte van de hoosbreimachine van de hoosbreimachine in het Kapiteel van het kapitaal van den hutspotberlagestijl? steken de ongewasschen luizensnuiten de snotneuzen niet wonder gevoelig (hé hé waar is ’t toilet!) uit de Kiekeboeluiken kieleboeluiken van dit Moorsche knekelhuisinstituut (echo: knekelhuisinstituut) wandelen de breikousbremmermaagden (behaard, gebaard echo: staart!) niet nipoogend knipoogend tusschen deze verschanste onnoozelheid pretentieus van impotentie glad gekamd en zwaarwichtig van de keien die zich achter hunne smalle dorre schedels bevinden (hé hé hé waar is het toilet toch!)
Expressie!) tempelruimte uitgeholde mammouth waar alle denkbare krankzinnigheden der menschelijke kunstleverpastei liggen opgehoopt, waaromheen de architectonische paardevijgen de architektonische paardevijgen zijn gegroepeerd want dit is holland’s groote steenen hunnebeddenharmonica. JAZZ
[diagonaal: thoe thoe thoe] rikke tik — rikke tik dit is Holland’s versteende kaasgevel (men wordt verzocht voor het verlaten dezer gelegenheid zijn kleeding in orde te brengen) opgeblazen en vastgesloten edammer onderbroken door het Vensterruitenkrentenbrood van de Wed. de Jong en Co. O! de hall hall hall hol hol holkaas kaashol! kaas chapeau St. Pieter waarin tactilistische hermaphroditen smachtend uit van Goghlen gaan.
| |
DADA |
I.K. Bonset |
Overige vindplaatsen
bewerken- I.K. Bonset (1975) Nieuwe Woordbeeldingen. De gedichten van Theo van Doesburg, Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, ISBN 90-2141-316-7, p. 95.