I.K. Bonset/Van de beeldende letteren

Van de beeldende letteren
Auteur(s) I.K. Bonset
Datum 1926
Titel ‘van de beeldende letteren’
Tijdschrift De Stijl
Jg, nr, pg 7, 73/74, 2-3
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron De Stijl. 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, pp. 465-466.
Auteursrecht Publiek domein

[2]

I. K. BONSET

van de beeldende letteren.

door een woordformatie, volgens den ZIN der letterkunde, heft de woord-BEELDER het zinlooze der werkelijkheid op. hij gebruikt de taal zuiver scheppend — tegenovergesteld aan imitatief. noch impressionisme, noch expressionisme hebben hier zelfs een schijn van waarde. het woord is hem MATERIE, hij verschuift den zinsbouw, niet in den vulgairen zin der futuristen, die slechts een ordinair, extatisch proza in taalvuurwerk veranderden — ordinair bengaalsch licht ontstaken met donderbussen, knetteraars en vuurpijlbegeleiding. hetzelfde procédé wendden de bruiteurs aan. dat is alles bruidsuikerlyriek bij nieuwe taalformatie.
onze muze drijft reeds lang als kadaver op de golven van de blauwe donau of ligt, uitgevreten van het ongedierte op de grauwe velden van siberië !
wij hebben het woordmateriaal opnieuw geijkt en op het juiste gewicht van den nieuwen geest, afgestemd.
in de nieuwe woordkunst is geen enkel woord meer bruikbaar of dichterlijk verstaanbaar, indien het niet door zijn tegenbeeld begeleid wordt.
deze veel-eenheid van tegenbeelden maakt het ons mogelijk aan den vulgairen zin der woorden te ontkomen en ons onmiddelijk, scheppend uit te drukken.
te lang heeft het woord als camera dienst gedaan en ons ordinaire clichées eener vulgaire werkelijkheid geleverd, welke niets van ONS ZELVE had. wij zijn in alle opzichten vertrouwd geraakt met het taalprocédé der abstracte letteren en wij dwingen de toehoorders tot beeldende activiteit. de banale journalistische literatuur, overgoten met sentimentensaus en suggestiegeleien, kan o. i. tot het einde der vetkaarsen voortduren. wij rekenen de lichtkracht der electrische branders niet volgens het aantal paardekrachten ons dich

2


[3]

terlijk netvlies weerkaatst niet meer het natuurlijke licht. evenmin vangt ons alphabet met a aan, noch eindigt het met z.
de scheppende zinsbouw, het woord, de taal, de volzin — volgens het procédé eener ideale « bezetenheid », zal in staat zijn de menschelijke mentaliteit zoo diep en wezenlijk te veranderen, dat een geheel andere wijze van zien en denken daarvan het gevolg zal zijn.
weet ge ? een nieuwe en blanke werkelijkheid, een lachende ironie, een wereld zonder natuurlijken zonneschijn of avondlijke maneschijnheiligheid.
en wij wegen, meten, passen, schaven slijpen en vijlen verder in volslagen woordzekerheid !
april 1926.

[...]

3