Jij en de Atoombom

You and the Atomic Bomb

Auteur George Orwell
Genre(s) Politiek essay
Brontaal Engels
Datering 19 oktober 1945
Vertaler Linkin voor Wikisource
Bron Oorspronkelijk gepubliceerd in het tijdschrift Tribune en tegenwoordig op de website george-orwell.org
Auteursrecht Publiek domein (verlopen copyright wegens verstrijken van 70 jaar na de dood van auteur)

Aangezien het waarschijnlijk is dat wij allen erdoor in gruzelementen worden opgeblazen binnen de komende vijf jaar, heeft de atoombom niet zoveel discussie losgemaakt als verwacht mocht worden. De kranten hebben talrijke afbeeldingen gepubliceerd, niet erg behulpzaam voor de gemiddelde persoon, van protonen en neutronen die hun ding doen. En er is veel herhaling van de nutteloze opmerking dat de bom "onder internationale controle zou gehouden moeten worden". Maar opvallend weinig is er gezegd, in ieder geval in de drukpers, over de vraag dat het meest urgent is voor ons allen, namelijk: "Hoe moeilijk zijn deze dingen te maken?"

De informatie die wij – dat wil zeggen: het grote publiek – bezitten over dit onderwerp is tot ons gekomen op een nogal indirecte wijze, namelijk ten gevolge van President Truman's beslissing om bepaalde geheimen niet over te dragen aan de USSR. Enkele maanden geleden, toen de bom nog slechts een gerucht was, was er een wijdverspreid geloof dat het splitsen van atomen slechts een probleem was voor natuurkundigen, en dat wanneer zij het opgelost hadden, het een nieuw verwoestend wapen was binnen handbereik van bijna iedereen. (Op iedere moment, zo ging het gerucht, kon ieder gek in een laboratorium de beschaving in gruzelementen opblazen, net zo makkelijk als het afsteken van vuurwerk.)

Als dat waar was geweest, dan zou het gehele verloop van de geschiedenis abrupt gewijzigd worden. Het onderscheid tussen grote staten en kleine staten zou volkomen weggevaagd zijn, en de macht van de Staat over het individu zou sterk verzwakt zijn. Echter, het lijkt uit President Truman's opmerkingen, en verschillende reacties die daarop zijn gemaakt, dat de bom enorm duur is en dat diens productie een enorme industriële inspanning vereist, die slechts drie of vier landen in de wereld in staat zijn te maken. Dit punt is van essentieel belang, omdat het kan betekenen dat de ontdekking van de atoombom, in plaats van de geschiedenis terug te draaien, simpelweg de trends zal versterken die al enkele afgelopen jaren zichtbaar waren.

Het is een gemeenplaats dat de geschiedenis van de beschaving grotendeels overeenkomt met de geschiedenis van wapens. Met name wordt keer op keer gewezen op het verband tussen de ontdekking van het buskruit en de omverwerping van het feodalisme door de bourgeoisie. En hoewel ik geen twijfel erover heb dat er uitzonderingen hier tegenin gebracht kunnen worden; denk ik dat de volgende regel over het algemeen waar zou zijn: Dat tijdperken waarin het dominante wapen duur of moeilijk is te maken, ernaar neigen om tijdperken van despotisme te zijn, terwijl wanneer het dominante wapen goedkoop en simpel is, de gewone mensen een kans hebben. Dus bijvoorbeeld tanks, oorlogsschepen en bommenwerpers zijn inherent tirannieke wapens, terwijl geweren, musketten, langbogen en handgranaten inherent democratische wapens zijn. Een complex wapen maakt de sterken sterker, terwijl een simpel wapen – zolang er geen weerwoord erop is – geeft klauwen aan de zwakkeren.

Het grote tijdperk van democratie en nationale zelfbeschikking was het tijdperk van het musket en het geweer. Na de uitvinding van de vuursteentrekker en vóór de uitvinding van het slaghoedje, was het musket een aardig efficiënt wapen en tegelijkertijd zodanig simpel dat het bijna overal geproduceerd kon worden. Diens combinatie van eigenschappen maakte het succes van de Amerikaanse en Franse Revolutie mogelijk, en maakte een volksopstand een serieuzere zaak dan in onze eigen tijd. Na het musket kwam het achterlader-geweer. Dit was een relatief ingewikkeld ding, maar het kon nog steeds geproduceerd worden in grote aantallen landen, en het was goedkoop, makkelijk smokkelbaar en zuinig qua munitie. Zelfs het meest laagontwikkelde volk kon altijd aan geweren komen via een of andere bron, zodat de [Zuid-Afrikaanse] Boeren, Bulgaren, Abyssieniërs, Marokkanen en zelfs Tibetanen een strijd konden leveren voor hun onafhankelijkheid, soms met succes. Maar hierna heeft iedere ontwikkeling in de militaire techniek de Staat bevoordeeld tegenover het individu, en het geïndustrialiseerde land bevoordeeld tegenover het laagontwikkelde land. Daardoor zijn er steeds minder machtscentra. Al in 1939 waren er slechts vijf staten bekwaam om oorlog te voeren op grote schaal, en nu zijn er nog slechts drie – uiteindelijk misschien alleen maar twee. Deze trend is al jaren overduidelijk zichtbaar, en werd zelfs al voor 1914 door enkele observatoren erop gewezen. Het enige ding dat het mogelijk kan terugdraaien, is de ontdekking van een wapen – of om het breder te trekken: van een vechtmethode – dat niet afhankelijk is van hoge concentraties van industriële fabrieken.

Uit verschillende verschijnselen kan men afleiden dat de Russen nog niet het geheim van het maken van de atoombom bezitten; maar aan de andere kant, de consensus lijkt te zijn dat zij het binnen enkele jaren zullen bezitten. Dus wij hebben het vooruitzicht van twee of drie kolossale superstaten, ieder bezittend van een wapen die miljoenen mensen binnen enkele seconden kunnen wegvagen, die de wereld onderling verdelen. Er wordt nogal snel aangenomen dat dit grotere en bloederige oorlogen zal betekenen, en misschien een daadwerkelijke eind aan de machinale beschaving. Veronderstel echter – en dit is werkelijk de waarschijnlijkste ontwikkeling – dat de overgebleven grote landen een stilzwijgende overeenkomst maken om nooit de atoombom tegen elkaar te gebruiken. Veronderstel dat het enige gebruik van de bom, of dreiging van de bom, gericht is tegen groepen die niet in staat zijn het te vergelden. In dat geval zijn we terug bij af, met het enige verschil dat de macht is geconcentreerd in nog minder handen en dat het vooruitzicht voor onderdrukte volkeren en onderdrukte klassen nog hopelozer is.

Toen James Burnham "The Managerial Revolution" schreef, leek het voor veel Amerikanen waarschijnlijk dat de Duitsers het Europese deel van de oorlog zouden winnen, en dat het daarom vanzelfsprekend aan te nemen was dat Duitsland en niet Rusland de gehele Euraziatische landmassa zou domineren, terwijl Japan de meester zou blijven van Oost-Azië. Dit was een misrekening, maar het tast niet het hoofdargument [van het boek] aan. Want Burnham's geografisch beeld van de nieuwe wereld bleek juist te zijn. Steeds duidelijker wordt het oppervlak van de aarde opgedeeld in drie grote Rijken, elk autonoom en afgesloten van contact met de buitenwereld, en elk geregeerd, onder een of andere vermomming, door een zelfgekozen oligarchie. De strijd over waar de grenzen worden getrokken gaat nog steeds door, en zal nog enkele jaren doorgaan. En de derde van de drie superstaten – Oost-Azië gedomineerd door China – is nog steeds slechts potentieel dan werkelijk. Maar de algemene koers is onmiskenbaar, en elke wetenschappelijke ontdekking van de recente jaren heeft het versneld.

Ons werd ooit verteld dat het vliegtuig de “grenzen had afgeschaft”; maar eigenlijk is het pas sinds dat het vliegtuig een serieus wapen werd, dat de grenzen definitief ondoordringbaar zijn geworden. Van de radio werd eens verwacht dat het internationale begrip en samenwerking zou bevorderen; het is uitgedraaid op een middel om de ene natie van de andere te isoleren. De atoombom kan het proces voltooien door de uitgebuite klassen en volkeren te beroven van alle macht om in opstand te kunnen komen, en op hetzelfde moment plaatst het de verschillende bezitters van de bom op voet van militaire gelijkheid. Onmachtig om elkaar te veroveren, zullen ze waarschijnlijk verdergaan met de wereld te regeren onder elkaar, en het is moeilijk te zien hoe het evenwicht verstoort kan worden, behalve door langzame en onvoorspelbare demografische veranderingen.

Voor de afgelopen veertig of vijftig jaar, hadden de heer H.G. Wells en anderen ons gewaarschuwd dat de mens zichzelf dreigt te vernietigen met zijn eigen wapens, overlatend aan mieren of andere sociale diersoorten om het over te nemen. Iedereen die de verwoeste steden van Duitsland heeft gezien, zal dit idee tenminste denkbaar vinden. Desalniettemin, kijkend naar de wereld als geheel, is de trend al enkele decennia niet richting anarchie, maar richting de herinvoering van de slavernij. Wij koersen misschien niet naar een algemene instorting, maar naar een tijdperk zo vreselijk stabiel als de slavenrijken van de Oudheid. De theorie van James Burnham is veel besproken, maar slechts enkele mensen hebben tot nu toe de ideologische consequenties overdacht – dat wil zeggen: het soort van wereldbeschouwing, het soort overtuigingen en de maatschappelijke structuur dat vermoedelijk zal overwinnen in een Staat dat tegelijkertijd onveroverbaar is, en in een permanente staat van “koude oorlog” is met zijn buren.[1]

Als gebleken was dat de atoombom zo goedkoop en makkelijk maakbaar was als een fiets of een wekker, dan had het misschien ons wel teruggestort naar barbarij, maar het kon aan de andere kant het einde van nationale soevereiniteit en van de sterk gecentraliseerde politiestaat kunnen betekenen. Als, zoals het geval lijkt, het een schaars en duur object is, net zo moeilijk produceerbaar als een oorlogschip, dan is het waarschijnlijker dat het een einde betekent aan grootschalige oorlogen met als tol het oneindig voortduren van “een vrede die geen vrede is”.

  1. George Orwell introduceerde hiermee de term koude oorlog (“cold war”), voor de spanningen tussen de communistische blok en de kapitalistische blok. – Voetnoot vertaler.