[ Pl64 ]

[ 261 ]
 

HET BOKJE.

SCOLOPAX GALLINULA.


Ofschoon dit vogeltje door zijn vorm er eenigzins zonderling uitziet, weet ik waarlijk niet, waarom men hem een zoo zonderlingen naam, als dien van Bokje, gegeven heeft. Indien het niet de meest algemeen aangenomen naam en het diertje niet zoo algemeen onder dien naam bekend was, zou ik het liever Kleine of Dwergsnip genoemd hebben, daar het voor eene Snip al een bijzonder kleine vogel is. Sommigen hier te lande noemen dit vogeltje ook Dooverik of Doove Snip, welke naam het ook in de Fransche taal voert, namelijk Bécassine sourde. Evenwel is het geenszins doof, en is men slechts tot die onderstelling gekomen omdat het, bij naderend gevaar zich verschuilende, eerst dan opvliegt, wanneer men er vlak bij gekomen is.

Het Bokje nu bewoont Europa en komt van alle Europesche Snippen het Noordelijkst, zoodat wij het tot midden in den winter aantreffen; want het trekt later, niet zoo geregeld, is veeltijds alleen, en zwerft ook meer rond, dan andere Snippen. Niettemin worden vele dezer vogeltjes ook in Egypte en Palestina aangetroffen, en in October en November vallen er velen in handen der alles verslindende Italiaansche gastronomen; daar te lande vangt men ze met strikken en netten, waarna zij, met eene menigte andere kleine zwakke diertjes, aan een touw geregen en op de markt gebragt worden.

Er bestaat geen uiterlijk verschil tusschen de seksen. Wel meenen velen, en daaronder de meeste jagers, dat bij het wijfje de rugveêren minder glanzig zijn; doch deze meening is onjuist: de voorwerpen, die zij voor wijfjes aanzien, zijn eenjarige jongen, wier kleuren inderdaad iets minder glanzig zijn en meer naar het bruine trekken.

Het Bokje broeit niet in het Zuiden of in de gematigde streken van Europa, [ 262 ]maar alleen in 't Noorden, met name in Noord-Scandinavië, Rusland enz. Het bouwt een hoogst eenvoudig nest in het hooge gras langs den waterkant; soms ook onder groote, hooge schermplanten, maar dan verder van het water af. De vier à vijf eijeren zijn iets grooter dan die van den Leeuwerik; zij zijn iets lichter van tint, maar van denzelfden vorm, als die der Watersnip (Sc. gallinago). De kleur der schaal en die der vlekken zijn dikwijls min of meer verschillend en gaan van geelachtig grijs met rosse stippen tot licht olijfkleur met donkerbruine stippen over. De jonggeborenen zijn in hun donskleed licht geelachtig grijs met een donker vlekje boven het oog, donker gevlekte bovenkop en strepen langs de bovenzijde en eenkleurig flets wit aan de benedenzijde; hunne pootjes zijn roodachtig. Wat de kleur van het dons betreft, hebben zij iets van jonge Kwartels, doch zijn iets witter en hebben breeder strepen op den rug.

Dit Snipje voedt zich met kleine weeke en water-insecten, slakjes, spinnen, maar nooit met zaden, zoo als wel eens beweerd wordt.

Het is veel minder algemeen, dan de Watersnip, en vele voorwerpen, die zich in het late najaar hier te lande ophouden, worden zelfs niet eens opgemerkt. Het Bokje is ook moeijelijk te schieten, daar het, gelijk we hierboven aanmerkten, niet opvliegt, vóórdat men het zeer nabij komt, als wanneer het vlak langs den grond scheert, zoodat men het gewoonlijk òf niet ziet, òf niet raakt, wanneer men er op schiet. Wie er van een drietal, dat voor hem opvliegt, twee schiet, is ongetwijfeld een goed jager.

Wat de vlugt van het Bokje betreft, kunnen wij er nog bijvoegen, dat dit vogeltje meer dan andere soorten regt doorvliegt, sneller in zijne bewegingen is en, verjaagd zijnde, verder wegvliegt. Ook heeft het de gewoonte om in het water te staan, en bij naderend gevaar het ligchaam gedeeltelijk onder te duiken, waarbij het den kop tegen den rug ingetrokken en den snavel regt langs het water houdt. Zoo blijft het daar dan onbewegelijk staan, zoodat men het alligt onopgemerkt voorbijloopt, daar het, van eenigen afstand gezien, volkomen naar een drijvend stuk vermolmd hout gelijkt. Staat men echter toevallig stil, dan vliegt het vogeltje plotseling, tot groote verwondering van den toeschouwer, uit het water op, en is binnen eenigen seconden buiten het bereik van diens gezigt.