[ Pl04 ]

[ 12 ]
 

DE ROSÉ-KAKATOE.

CACATUA EOS.


Deze fraaije soort behoort tot de afdeeling der Rondkuif-Kakatoe's, bij welke de verlengde kuif- of bovenkop-veêren niet opwaarts krullende, maar naar den kop of benedenwaarts gebogen zijn. De vogelhandelaren noemen de tot de eerste afdeeling behoorende soorten Spits- of Krulkuif-, de overige, waaronder de Roode, hier afgebeelde soort, Rond- of Hangkuif-Kakatoe's.

De Roode soort is wel de kennelijkste en tevens een der fraaiste onder deze merkwaardige vogels. Zij bewoont Australië, is zeer menigvuldig in de binnenlanden, doch zeldzamer nabij de kuststreken. De seksen zijn gelijkkleurig, doch de jongen iets graauwer. Ten opzigte hunner levenswijze komen zij in allen deele met de andere Kakatoe-soorten overeen. Inderdaad wijken de verschillende waarnemingen, in tal van landstreken met betrekking tot deze ook in kleur en grootte zeer afwisselende vogelsoorten gedaan, zoo weinig van elkander af, dat de beschrijving van eene enkele soort veilig voor al de overige zou kunnen gelden. Dit neemt echter niet weg, dat er, al naar gelang van de soorten, en zoo als zij zich in den natuurstaat voordoen, wel eenig kennelijk verschil bestaat in de wijze van nestelen, den aard der landstreken, die zij bewonen, en in hun stemgeluid. Ook de vogels die, in onze woningen gehouden, soms allerlei vreemde gewoonten aannemen, vertoonen niettemin bepaalde, aan de soort eigen, hoedanigheden.

Ofschoon men onder de tot eene en dezelfde soort behoorende individuen zeer verschillende neigingen, deugden en ondeugden opmerkt, zoo bevindt men toch, dat elke bijzondere soort ook hare eigenaardigheden heeft. De Kleine Geelkuif-Kakatoe (C. triton), b.v., is levendiger, grappiger en meer speelziek, dan de verwaande, wilde, Groote Geelkuif (C. galeritus). De Kleinste Geelkuif- of [ 13 ]Geelwang-Kakatoe is grilliger, dan alle andere soorten, en maakt, als hij zit, allerlei noodelooze bewegingen met den kop, en onder het vliegen allerlei zonderlinge buitelingen. De Dunbek- of Neuskakatoe (Cacatua of Lecmetis nasicus) is weder vrolijker, zachtaardiger en meer fluit- of praatziek. De meeste kleine witte soorten met neêrhangende kuif kenmerken zich door hare stille, uiterst bedaarde bewegingen; zij hebben in haar doen en laten iets van de Duif. De Rosé-Kakatoe is zeer zachtaardig, doch kan ook zeer driftig zijn; hij is, als velen onzer eigen soort, opvliegend en ligtgeraakt, maar toch goedhartig. De groote zwarte of donkere soorten (van het geslacht Microglossus) en de Raaf-Kakatoe's (Calyptorhynchus) daarentegen zijn boosaardig, nijdig, en worden zelden geheel tam.

De Rosé-Kakatoe is als kooivogel zeer gezocht; hij is dan ook buitengewoon mak en vertrouwelijk, als men hem vriendelijk bejegent, doch wordt bij herhaald plagen of storen schuw en wild. Hij is echter niet twistziek, en leeft liefst gepaard of met andere vogels vereenigd. De meesten worden zeer oud; trouwens is inzonderheid deze Kakatoe zeer sterk van gestel, zoodat hij eene koude kan verdragen, waarbij andere soorten zouden beven en rillen. Men voêre hem op gelijke wijze, als de vroeger beschreven soorten.