Kieswet/Hoofdstuk Q
Hoofdstuk Q. Algemene bepalingen
Artikel Q 1
1. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten.
2. De leden van provinciale staten komen per provincie in vergadering bijeen tot het uitbrengen van hun stem.
Artikel Q 2
1. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen voor vier jaren.
2. Zij treden tegelijk af met ingang van de dinsdag in de periode van 7 tot en met 13 juni in het jaar waarin de leden van provinciale staten worden gekozen.
3. Indien de eerste samenkomst van de na een ontbinding gekozen Eerste Kamer valt voor het tijdstip waarop de zittingsduur van de ontbonden kamer zou zijn geëindigd, treden de leden van de nieuw gekozen kamer tegelijk op dat tijdstip af.
Artikel Q 3
Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats tot lid van de Eerste Kamer is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Artikel Q 4
De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vindt plaats op de dinsdag in de periode van 19 tot en met 25 april.
Artikel Q 5
In geval van ontbinding van de Eerste Kamer vindt de kandidaatstelling plaats binnen veertig dagen na de dagtekening van het koninklijk besluit tot ontbinding, op een bij dat besluit te bepalen dag.
Artikel Q 6
1. De registratie van een aanduiding van een politieke groepering voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, als bedoeld in artikel G 1, geldt tevens voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer.
2. Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid, waarvan de aanduiding niet is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezingen op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken, ingediend na de drieënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
3. Het tweede tot en met zevende lid van artikel G 1 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van het zevende lid, onder d, in plaats van «de Tweede Kamer» wordt gelezen «de Eerste Kamer» en in plaats van «tweede of derde lid van artikel H 3» wordt gelezen: eerste of tweede lid van artikel R 7.
4. Behalve op de in artikel G 1, vierde lid, genoemde gronden wordt op een verzoek om registratie van de aanduiding van een politieke groepering ten behoeve van de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer afwijzend beschikt, indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een aanduiding van een andere politieke groepering die reeds ten behoeve van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder of op dezelfde dag ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is.