Kleine gedigten/Lotje en Keesje
← Kleine gedigten/De ware vriendschap of ga naar Kleine gedigten/Vervolg, voorbericht | Kleine gedigten voor kinderen (1779) door Hieronymus van Alphen | De gezondheid → |
Uitgegeven in Utrecht door de wed. Jan van Terveen en zoon. |
LOTJE EN KEESJE.
Keesje
Zeg me zoete lieve Lotje!
wat is de oorzaak, datge schreit:
Hebtge uw beugeltas verloren,
of gebroken, lieve meid?
Lotje
Zou 'k niet schreien, waarde Keesje!
Moeder lief was niet voldaan
Met mijn naaiwerk; o! zij zag mij
met verdriet en droefheid aan.
Ja zij wilde mij niet kussen,
zo als ze anders altijd doet.
Foei mij! ach! dat zulk een moeder
om mijn stoutheid treuren moet.
Keesje.
Wat kan 't baten, dat gij eenzaam
in een hoekje zit, en klaagt.
Ga, zij zal het u vergeven,
als gij om verschoning vraagt.
Lotje
Zult gij dan mijn voorspraak wezen?
mij geleiden:
Keesje
Ja gewis
Zou ik niet voor Lotje spreken,
die mijn liefste zusje is.
Maar gij hebt geen voorspraak noodig,
als gij moeder valt te voet,
Zal zij 't zeker u vergeven,
moeder, weet gij, is zo goed.
Gistren las zij voor ons beide,
dat ook God de schuld vergeeft:
'k Weet, zij zal u wis verschoonen,
daar zij zulk een voorbeeld heeft.