Kritiek van de zuivere rede/Opdracht tot de tweede oplaag
Kritiek van de zuivere rede |
---|
Inhoud |
Index |
Seigneur Excellentie,
aan de
Koninklijke staatsminister
Vrijheer van Zedlitz.
Genadige heer!
Het wasdom der wetenschappen voor zijn deel bevorderen, heet aan UWER EXCELLENTIES eigen belang werken; want dit is met hen, niet enkel door de verheven post van een beschermer, maar ook door wat het meest vertrouwd is aan een liefhebber en verlichte kenner, innigst verbonden. Deswege bedien ik mij ook van het enige middel, dat in gewisse mate in mijn vermogen is, om mijn dankbaarheid voor het genadige vertrouwen te beduiden, waarmede UWE EXCELLENTIE mij vereert, en om in dit opzicht wat te kunnen bijdragen.
Aan hetzelfde genadige oogmerk, van waaruit UWE EXCELLENTIE de eerste oplaag van dit werk gewaardeerd heeft, wijd ik nu ook deze tweede en hiermede alle overige aangelegenheden van mijn literaire bestemming, en ben met de diepste verering.
Uwe excellenties
onderdanige &
gehoorzaamste dienaar
Immanuel Kant.
Koningsbergen
de 23ste april
1787.