Land en Volk/Jaargang 4/Nummer 185/Beeldende kunst/Theo van Doesburg

‘Theo van Doesburg’ door T.
Afkomstig uit Land en Volk, vrijdag 7 augustus 1908, Blad A, [p. 2]. Publiek domein.
[ Blad A, 2 ]

Theo van Doesburg.

Ik begrijp werkelijk niet goed, wat deze jonge teekenaar met al die kopjes heeft willen zeggen, die hij thans in het bovenzaaltje van den Haagschen Kunstkring heeft opgehangen. Dit zaaltje leent zich met zijn voor-invallend licht al heel slecht om dingen achter glas goed te kunnen zien; het reflecteert er dat ’t een lieve lust is. Maar zoo goed het ging deze portretjes bekijkende, en met heel veel aandacht, kon ik er nog niet inkomen.
In een voorwoordje van den catalogus staat, dat deze kunstenaar „geheel uit zichzelf voortgekomen is”. Moet dat beduiden, dat hij geen leermeesters heeft gehad, dan lijkt dat wel wat overmoedig. Verder staat er, dat hij „verre van uiterlijke mooie lijnen, streeft het innerlijke van den mensch op te sporen”. Accoord; maar daarnaar streeft elke portrettist; dat juist is zijn kunst. Maar daarom behoeven „de uiterlijke mooie lijnen” niet verwaarloosd te worden.
En dat doet Van Doesburg te veel. Zeker, er zijn bij deze meerendeels heel kleine koppen, met potlood en krijt gedaan, wel dingen, die een oogenblik treffen, zoo de nos. 6, 10, 18 en het zelfportret; maar ik kan er met den besten wil niets anders in zien dan atelierwerk, laboratoriumwerk liever, dat men bij voorkeur niet in ’t openbaar laat kijken. Waar zou het dan heen!
Wat is nu het doel van den teekenaar? Wil hij zich als portretteekenaar of -schilder vestigen? En is dit alles maar voorwerk, oefening? Dan hebben we een afwachtende houding aan te nemen en te loven als er lof waardigs van zijn hand te zien zal komen.
Uit nog een uitdrukking in het voorwoord valt dit voornemen wel af te leiden.
Voorloopig schijnt het mij toe dat Van Doesburg zijn kracht overschat heeft met deze dingen aan het publiek voor te zetten.

T.