Leeuwarder Courant/1830/Nummer 62/De historie der couranten

‘De historie der couranten’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Leeuwarder Courant, dinsdag 3 augustus 1830, [p. 2]. Publiek domein.
[ 2 ]

DE HISTORIE

DER

COURANTEN.



(VERVOLG.)



Die timmert aen den wegh
En schrijft voor ’t algemeyn,
Sal staeg voor alleman
Een steen des aenstoots seyn.



ITALIEN.

Dit heerlijk land, alwaar vele goede en nuttige zaken zijn uitgevonden, was ook de wieg en bakermat van de eerste Gazette of Courant. De oorlog, welke de Republiek van Venetien tegen Soliman II in Dalmatien moest voeren, gaf aanleiding, dat men in 1536 de voorgevallen krijgs- en handelsberigten in geschrevene bladen, op bepaalde plaatsen in Venetien, den nieuwsgierigen ter lezing mededeelde. Men betaalde voor leesgeld de sinds langen tijd in onbruik geraakte wisselmunt, Gazetta of Gazeta genaamd, hebbende eene waarde van anderhalve Cent. Dit nu zou de doopnaam geweest zijn der tot op den huidigen dag in Italien en Frankrijk gedrukt wordende Gazettes.
Die geschrevene bladen of nieuwstijdingen werden achtereenvolgend uitgegeven, en eene zestigjarige verzameling vindt men te Florence in de bibliotheek van den beroemden letterkundigen Antonio Magliabecchi, in leven Bibliothecaris van den Groothertog Cosmus III.
Alle schrijvers, die door mij geraadpleegd konden worden, komen over den tijd, plaats en wijze der uitvinding geheel overeen, en wij hechten dus daaraan ons groot zegel. — Dat Voltaire in zijn Wijsgeerig Woordenboek, op het woord Gazette, in plaats van zestiende zeventiende eeuw schrijft, voor het tijdperk der uitvinding, is stellig eene schrijffout, in het drukken mede doorgeslopen. Men werpe mij niet tegen dat de groote Fransche Encyclopédie (druk van Yverdon) ook de XVII eeuw noemt, want deze heeft woordelijk het artikel van Voltaire overgenomen, en daar de Encyclopedisten zeer getrouw in het afschrijven zijn,[1] is ook deze verschrijving met groote talmerken juist gevolgd. — Men bedenke slechts dat Soliman II, bij wien in dapperheid, knapheid en wreedheid, alle zijne opvolgers, tot zelfs de tegenwoordige Sultan, (reeds eenmaal door een’ spotboef fungerend Burgemeester van Konstantinopel genoemd) geen hand water hadden,[2] reeds in 1566, bij de belegering van Sigeth in Hongarijen is gestorven, en het dus onmogelijk is, dat de bedoelde oorlog in Dalmatien in het begin der Zeventiende Eeuw kon gevoerd zijn. —
Doch nu ligt er ons een andere steen des aanstoots in den weg, dat is het onderzoek, waar van toch wel de naam van Gazetta moge afstammen. Waren wij slechts zoo gelukkig, dat de geleerden hierover eensgezind hadden gedacht, dan konden wij van dit punt afstappen. Doch hier verzeilen wij tusschen de klippen en draaikolken van het menschelijk vernuft, en stooten tegen de Scylla als wij Charibdis willen vermijden. En hoe gaarne wij dit moeijelijk en teeder onderwerp maar stilzwijgend hadden willen voorbijgaan, ten genoegen van ons zelven en van vele vijanden van woordafleiding en wortelstudie, moeten wij er echter het een en ander van zeggen tot handhaving van ons schrijvend karakter, om te toonen, dat wij de zaak tot in hart en nieren hebben doorgrond en aangetast, — wel te verstaan, zoo veel onze spierkracht dit gedoogde. —
Velen, waaronder Furetiere, Voltaire en nog meer zulke schrandere koppen, houden hunne streng stijf vast, dat de naam Gazetta aan die Italiaansche Courant gegeven is, naar de munt, die men er voor betaalde. Anderen noemen dit eene bespottelijke uitlegging, om dat alles, wat men voor eene Gazetta konde koopen, dan Courant zoude moeten heeten. Sommige Oudvaders leiden het woord Gazetta af van het Hebreeuwsch Izgad, beteekenende bode, afgezant, hetgeen bij letterverwisseling vormt Gazid van waar Gazette is gemaakt. — Daaruit zoude waarlijk menig waaghals in de critiek wel het besluit kunnen trekken, dat de Aartsvaders ook reeds de Courant zouden gelezen hebben, en welligt de stelling verdedigen, dat voor vier duizend jaren de Chinezen Hebreërs geweest zijn. — Andere vernuften weder geven aan Gazetta de beteekenis van garrula, loquax, een prater of naprater, die alles vertelt of verbabbelt, wat hij hoort en ziet, van waar dan ook het spreekwoord: c’est la Gazette du quartier. Dan brengen zij het tot den oorsprong van Gazettare, Garrire, klappen, snappen, snateren, en willen alzoo dat dit woord niet afstamt van eene munt, maar van een oud wijf, die met de Courant rondliep, om alles te vertellen. — Met deze en dergelijke uitleggingen vereenigt zich de schrijver van het Supplement au Dictionnaire Oeconomique de Chomel, in folio, op het woord Gazette, die daarover in het breede uitweidt, en tot welk uitmuntend en te weinig in handen zijnde boek ik gemakshalve den begeerigen lezer verwijze. — Ook de Dictionnaire de l’Academie, noemt Gazette, Cahier, Feuille Volante, enz. en geeft dezelfde uitlegging. Onze geleerde Bilderdijk zegt in zijne Geslachtlijst der Naamwoorden, op het woord Courant: „Zonderling is het, dat wij dit ding volstandig met een Franschen, en dezen het in hunne taal met een Duitschen naam benoemen, Gazette, ’t geen eigenlijk ons oude Gezette, dat is, artikel van een geschrift is, waarvan de Hoogduitsche hun Gesetz voor Wet hebben.”
Wat nu de gebruikelijke spelling van het woord Courant betreft, daarin is ook iets bijzonders gelegen. Bilderdijk verklaart het aldus: „Het is eene Hollandsch-Fransche vertaling van ons Hollandsch woord tijding van tijen, trekken, loopen.” — Daarom zal ook de Ridder Hooft de Couranten met den naam van Loopmaren hebben betiteld. Nu ziet men boven alle Dagbladen en Nieuwstijdingen der Nederlandsche wereld met groote letteren Courant geschreven, terwijl de kundige Weiland aan dit woord het burgerregt heeft toegekend, en bij vernederduitsching Krant schrijft, Bilderdijk en Siegenbeek, hoezeer anders wel eens van aard, natuur en denkbeelden verschillende, schijnen het hierin eens te zijn. Het tegendeel is mij ten minsten niet gebleken; doch dan kan ik mij niet begrijpen, waarom Weiland en Siegenbeek moeten verschillen. —

DUITSCHLAND.

In den beginne der zestiende eeuw werden eene soort van de vermelde geschrevene nieuwsbaden ook in andere beschaafde landen gebezigd, dan weldra bediende men zich van de drukkunst. De eerste bladen die wij aantreffen, waren de zoogenaamde Relazen (Relationen), welke in Duitschland aankwamen, te Augsburg en te Weenen in het jaar 1524, — te Regensburg in 1528, — te Dillingen in 1569, — te Nürnberg in 1571, enz. Zij kwamen in den vorm des briefstijls te voorschijn, met en zonder houtsneeplaatjes, meestal zonder plaats en nommer, somtijds zelfs zonder dagteekening. Krijgsbedrijven en natuurverschijnselen waren de voornaamste artikelen, waarbij men ook halve wonderen voegde. Aan de Soldaten en Ridders werden de hoofdonderwerpen dezer Couranten voorgelezen, waaronder eene voorname plaats bekleedden de gevangenneming van den Markgraaf van Brandenburg in 1547, — de belegering van Weenen in 1528, — de verovering van Munster in 1535, — en van Kopenhagen in 1538: — Ja zelfs is de beschrijving, zegt de Heer Joachim von Schwarzkopf, van eenen storm in Friesland[3], en van wangedrochten, door zulke Relazen, tot ons gekomen.
De eerste sporen van doorloopende nieuwsbladen, die men vervolgens in Duitschland vindt, zijn van het begin der zeventiende eeuw. — Er is nog bewaard gebleven eene Courant van den jare 1612, voor de liefhebbers van oudheden een onwaardeerbare schat. Zij was tijdens de Heer von Schwarzkopf zijn gemeld boeksken schreef in het bezit van den Professor Grellmann te Göttingen, en derzelver vorm en inhoud moeten zeer merkwaardig zijn. De titel is:
Aviso, Relation oder Zeitung: Was sich begeben und zugetragen hat in Deutsch- und Welschland, Spanien, Niederland, England, Frankreich, Ungarn, Böhmen, Oesterreich, Schweden, Polen, und allen Provinzen, in Ost- und West-Indien etc. Item. Prag, Wien, Altorf und Cölln. So allhier den 31 Martii angelangt. Gedruckt im Jahr 1612.”

dat is:

Bekendmaking, Verhaal of Tijding: wat er voorgevallen en gebeurd is in Duitschland en ltalien, Spanje, de Nederlanden, Engeland, Frankrijk, Hongarijen, Bohemen, Oostenrijk, Zweden, Polen en in alle Landschappen, in Oost- en West-Indien, enz. Insgelijks Praag, Weenen, Altorf en Keulen. Zoo als het hier den 31 Maart is aangekomen. Gedrukt in het jaar 1612.”
Boven het jaartal is dit kwarto-blad versierd met een houtsneeplaatje.
Drie jaren later (1615) kwam te Frankfort aan den Main eene Courant in het licht onder den titel van: Frankfurter-Journal. Het scheen toen ook reeds de mode te zijn, om vooral zijn eigen taal niet te gebruiken; de Duitsche was toch immers rijker dan de Fransche? — Dit blad werd door den Boekhandelaar Engenolph Emmel op zijn eigen kosten uitgegeven, en moet als de eerste eigenlijke Courant in de Duitsche taal worden aangemerkt. Dezelve werd spoedig, en wel in 1617, opgevolgd door de Post-Avisen van den Postmeester Johann v. d. Birghden, doch deze lettervrucht was naauwelijks ter wereld ingetreden, of een zwaarwigtig en merkwaardig proces, haar aangedaan, wilde ze gaarne in hare ontwikkeling versmoren. En hoe natuurlijk! In het begin der XVII eeuw deed het ook al den eenen buurman leed, dat het de andere te wél ging! — Emmel beriep zich op zijn verkregen regt, als de oudste Uitgever, en op de vergunning van den Raad; Birghden op zijn geschikter voortbrengsel, misschien ook op de vrijheid der drukpers enz. Nadat pro en contra breedvoerig waren behandeld, werd het geding beslist bij het navolgend Raadsbesluit:
Lectum in Senatu 30 Jan. Ao 1617.
Wij decreteren,
Dat het zoo wel aan hem Birgden als aan Engendolph Emmel wordt toegestaan de Courant op hunne kosten te drukken; — en dat daarenboven vermelde Birghden, wegens zijn hierbij gehouden onbetamelijk gedrag, behoorlijk te regt zal worden gewezen.”
De beide Couranten hebben zich onder veranderde vormen en namen tot heden staande gehouden, doch aan Emmel alhoewel hij zijn proces verloor, blijft de eere der invoering van de Duitsche nieuwsbladen. —
In het jaar 1618 kwam er te Fulda een Postrijder te voorschijn, die slechts den ouderdom van twaalf jaren heeft mogen bereiken. — Ook omstreeks dezen tijd had men Neuerenburger, Augsburger en Brusselse Couranten, en veel vroeger kwamen er te Keulen nieuwsbladen uit, den hiervan zullen wij, hoezeer het voor den oppervlakkigen beschouwer tegen de tijdrekenkundige orde moge strijden, in het volgend Artikel, Engeland, moeten gewagen, als staande daarmede in betrekking.

Het vervolg zoodra het gereed is.

  1. Zie tot een krachtig bewijs de Konst- en Letterbode, no. 26, van den 19 Junij 1829, p. 405; Iets over Menno Baron van Coehoorn.
  2. Een enkel woordje tusschen beiden over de drie eigenschappen van dien Sultan:
    Dapperheid. Ieder jaar zijner regering was door eene roemrijke daad geteekend. —
    Knapheid. Hij was veel verlichter, dan zijne Voorgangers; beoefende de matematische wetenschappen met vrucht en was historiekenner.
    Wreedheid. Na de overwinning bij Mohacs in Hongarijen, deed hij vijftienhonderd der voornaamste gevangenen, in eenen kring stellen en tot zijn vermaak onthoofden.
  3. Deze schrijver, die mij een getrouwe gids op het historisch Courantenpad is geweest, spreekt hier in zijne bijdrage tot de Staatkunde, get. Ueber Zeitungen, Frankf. a. m. 1795, von dem Sturm zum Tham in Friesland, enz. Wat is Tham? Een district in Beludschistan, voorheen tot Hindostan behoord hebbende. — Hoe komt hier Friesland met Asiën verward?