[ 1 ]PARIJS, den 12 September. Nog altijd wordt veel over eene verandering in het ministerie gesproken. Vele lieden hechten echter hieraan geen geloof. Men verhaalt evenwel, dat er hevige geschillen ontstaan zijn tusschen den heer Casimir Périer en den maarschalk hertog van Dalmatie, over de wijze van handelen ten opzigte van Lyon. Men zegt zelfs, dat, om genoemden maarschalk uit het ministerie te verwijderen, hem den post van generaal-majoor van het leger en de waardigheid van connetable zouden opgedragen worden.
Sedert eenigen tijd heeft men opgemerkt, dat de koets van den president van den raad, den heer Casimir Périer, steeds door eene kabriolet werd gevolgd, waarin een commissaris van politie gezeten is, die order schijnt te hebben het rijtuig van den minister nooit te verlaten. Eergisteren viel deze kabriolet in de straat St. Dominique om, en toen zag men den heer politie-commissaris achter op de ministeriële koets springen en zoo naar de Kamer der Gedeputeerden rijden.
De drift tot speculeren in effecten wordt hier dagelijks grooter; zelfs is zij tot de vrouwen overgeslagen, zoo dat men gedurende den beurstijd een aantal dames in de gaanderijen ziet, die de makelaars hare orders door teekens geven. Men zegt zelfs, dat er vrouwen zijn, die het werk van makelaars verrigten, en aan den ingang der beurs de commissien aan de bedienden der makelaars of zoogenaamde wissel-agenten overbrengen.
Van Lyon wordt, onder dato den 8 dezer geschreven:
„De maarschalk Soult heeft eenen grooten slag geslagen, door het tarief af te schaffen, hetwelk, te rekenen van den 15 dezer, ten uitvoer had moeten gelegd worden. God geve, dat de ambachtslieden niet op nieuw in opstand komen! Men spreekt alhier zeer ernstig van den 16, als van den dag-, welken zij definitivelijk tot eene nieuwe beweging bestemd hebben. Zij hebben bijna alle hunne wapenen nog.
„In weerwil van het aantal troepen, waardoor de stad beschermd wordt, is de ongerustheid nog buitengemeen. De ellende is groot, ik heb heden la Croix-Rousse bezocht; daar heerscht eene treurige stilte op die anders zoo volkrijke plaats; men hoort het geraas der weefgetouwen niet meer; de werkplaatsen zijn verlaten; de stad schijnt uitgestorven. Des avonds ziet men ter naauwernood eenige enkele lichtjes aan de vensters der ontzaggelijke voormaals tot fabrijken gebezigde huizen schemeren. Waar zijn dan die ongelukkige bewoners dier woningen? Zij dwalen in de stad rond of zijn tot hunnent opgesloten zonder brood, zonder licht, zonder vuur en zonder arbeid, en het gouvernement wil nog gestrengheid bezigen! Het mag zich spoeden, want de ellende zal het anders vóór wezen.”
De baron Rothschild, heeft, naar men verzekert, bij het op zich nemen van de leening voor het hof van Rome, vrijheden en voordeelen voor zijne geloofsgenooten binnen die stad bedongen.
Gisteren heeft men een jong mensch gearresteerd, die een dolk en twee geladene pistolen onder zijne kleederen verborgen had, en die zeer verdacht is voorgekomen, van misdadige oogmerken te koesteren tegen den persoon van Koning Philips. Hij is ten minste aangehouden op het oogenblik, dat hij met geweld tot het rijtuig des Konings, welke gereed was, om zich naar den schouwburg te begeven, poogde door te dringen.