Leeuwarder Courant/1854/Nummer 40/'s Gravenhage, den 17 Mei
Leeuwarder Courant (vrijdag 19 mei 1854) ‘’s Gravenhage, den 17 Mei’ door een anonieme schrijver, [p. 1]. |
’s GRAVENHAGE, den 17 Mei.
Maandag middag ten half één ure reed Z. M. in een open rijtuig met twee van het zadel gereden, paarden bespannen, van het paleis in het Noordeinde af, om zich naar het Huis ten Bosch te begeven. Bij het omslaan van den hoek van het Heulstraatje schijnen de paarden geschrikt te zijn, en zijn zij aan het hollen geslagen, tot voor het departement van marine, waar men ze staande heeft gehouden. Zonder die tijdige hulp had dit ongeluk welligt de treurigste gevolgen gehad. Het rijtuig was terstond door eene groote menigte omringd, tot wie Z. M. eenige woorden van dank rigtte, waarna bij zijn weg vervolgde.
— Men verneemt, dat H. M. de Koningin het voornemen heeft, om, even als in het vorige jaar, eene reis naar Duitschland te doen, en aldaar een geruimen tijd verblijf te houden.
— In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van Maandag heeft de heer van der Heyde, nieuw benoemd lid in het district Eindhoven, na in handen des Voorzitters de bij de Grondwet vereischte eeden te hebben afgelegd, in de Vergadering zitting genomen.
In deze zitting zijn ingekomen twee Koninklijke boodschappen respectivelijk ten geleide van een wets-ontwerp tot verhooging van hoofdstuk IV der staatsbegrooting voor 1854, en een wets-ontwerp tot wijziging van hoofdstuk IV der staatsbegrooting voor 1853; elk vergezeld van eene memorie van toelichting.
Nadat de commissie voor de verzoekschriften omtrent eenige adressen betrekkelijk het wets-voorstel tot regeling van het armbestuur verslagen had uitgebragt met welker conclusien, strekkende om die stukken ter griffie neder te leggen, de Vergadering zich achtereenvolgens vereenigd heeft, is de behandeling der artikelen van het laatst vermelde ontwerp van wet aangevangen.
Art. 1 is zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming en art. 2 met 51 tegen 11 stemmen aangenomen. De artikelen 3 tot en met 6 zijn onveranderd zonder beraadslaging goedgekeurd.
In de zitting van gisteren is art. 7 met 35 tegen 30 stemmen aangenomen. Art. 8 werd, na eene korte opmerking van den heer Thorbecke, met 58 tegen 7 stemmen, en art. 9 zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 10 en 11 zijn daarna elk met 35 tegen 29 stemmen aangenomen. Na aanneming van art. 12, is ook art. 13 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De daarop aangevangen beraadslagingen over de derde afdeeling »bepalingen betreffende het bestuur van burgerlijke en gemengde instellingen,” zijn in de zitting van heden voortgezet.
Art. 14 van het wets-ontwerp is zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, nadat het van Regeringswege eene wijziging had ondergaan op eene aanmerking van den heer Schuurbeque Boeije, namelijk dat uit de 3de alinea luidende:
»De bestuurders, die dit hebben verzuimd (verzekering tegen Brandschade) zijn uit eigen middelen hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk enz.: de woorden uit eigen middelen zijn weggevallen.
Dezelfde woorden uit eigen middelen, voorkomende in art. 15, zesde alinea zijn door den minister van binnenlandsche zaken uit het artikel geligt, waarna dit zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd is, gelijk ook de artikelen 16, 17, 18 en 19, waarover niemand het woord heeft gevoerd.
Daarop is de beraadslaging begonnen over hoofdstuk II: »Van de ondersteuning der armen en het domicilie van onderstand”, die morgen voortgezet zullen worden.
— Zaturdag jl. heeft in het lokaal van het provinciaal gouvernement eene vergadering plaats gehad van eene vereenigde commissie van Gedeputeerde Staten van de provincien Zuid- en Noord-Holland, die van belanghebbenden en deskundigen, hetzij autoriteiten, hetzij collegiën of particulieren, inlichtingen hebben ingewonnen over het gewigtige onderwerp der zeevisscherijen. Het inwinnen van die informatiën staat in verband met het voornemen der Regering, om eene nieuwe wetgeving op dat stuk te ontwerpen en haar aan de vertegenwoordiging in te zenden. Het doel daarvan is, die wetgeving te ontslaan van alle noodelooze banden en formaliteiten, welke de ontwikkeling van dien tak van nijverheid belemmeren.